De ondertitel van de toneeltekst Unisono is ‘een gebed’. Met grote regelmaat brengt actrice en tekstschrijver Abke Haring een tekst van eigen hand, als solo of met een bescheiden cast. In Platina (2018) was Koen van Kaam haar tegenspeler, Unisono (2015) maakte ze voor een solo in de repetitiestudio van het Antwerpse Toneelhuis. Daartoe had ze niet meer nodig dan de kale speelplek zelf, een tafel, vier stoelen. 

De tekst van Unisono is samen uitgebracht met Platina, qua chronologie in omgekeerde volgorde. De uitgave is van het Toneelhuis in samenwerking met de Vlaamse toneeluitgeverij Bebuquin. Unisono is dus het slotdeel van dit tweeluik. De verbindende factor is stilte, het sleutelwoord én sleutelspelmoment (om het zo te noemen) in beide teksten. ‘Unisono’ is een Italiaanse term uit de muziek en betekent ‘één geluid’; in muzikaal opzicht impliceert het eenstemmigheid ofwel dat twee of meer muzikale stemmen of instrumenten dezelfde toon produceren. Bach bijvoorbeeld maakt veel gebruik van unisono, en zelfs The Beatles in het nummer ‘Because’ waarin John Lennon op gitaar en producer George Martin op clavecin electrique eenstemmig spelen, en elkaar versterken. Maar dit terzijde.

Harings Unisono begint met een versje van de Oostenrijkse pedagoog Rudolf Steiner waarin een ‘wortel uit de aardegrond’ een ik-figuur dapper en gezond moet maken, ‘bloem en vrucht gevuld met zon/ dankbaar drink ik uit uw bron’.  Daarna volgt een vraag- en antwoordspel, waarmee de toon én structuur is gezet van deze intrigerende compositie van taal. De vraag luidt bijvoorbeeld ‘wil je nog wat koffie’ waarop het antwoord ‘lekker’ volgt. Dat is een reële vraag gevolgd door een reëel antwoord. Maar gaandeweg bepalen surrealistische associaties en poëtisch-vervreemdende wendingen de toon. Bijvoorbeeld meteen al in de tweede claus, waar het gaat over ‘wil je een beetje havermout?’ Hoe wil ‘jij’ de havermout: met melk, suiker, stroop, zonder toegevoegde suikers of met ‘oerzoet’?

Aan het woord is een naamloze figuur, een ‘ik’, die mogelijk Haring zelf is, althans, zijzelf vertolkte de rol bij het Toneelhuis. Er is volop aandacht voor eten, evenals trouwens in Platina. Bij Haring is eten meer dan voedsel, eten is vooral een spel met taal, een klankspel met woorden waarvan nu opvalt hoe bijzonder al die termen voor eten zijn, zoals in deze opsomming: ‘coca cola/ bruistabletten/ brood in plastic zak/ duo penotti/ pompelmoes/ tonijn’.

De vrouw zegt dat ze ‘drie kinderen’ heeft die ‘heel vaak/ kauwgom in het haar’ hebben. Zijzelf had als kind ook kauwgom in het haar en uiteindelijk vond ze er een remedie tegen: je haar insmeren met ‘peanutbutter’, pindakaas. Later zal ze ‘vier kinderen’ hebben en verderop in de tekst ‘acht kinderen’. Door middel van deze kleine variaties geeft de tekst aan dat het geheugen van de vrouw niet helemaal sluitend en perfect in, dat er wensvoorstellingen, misschien zelfs wanen en fantasieën, door haar vertelling lopen.

Het beeld en de vertelling worden gaandeweg duidelijk: de eenzame vrouw zit aan een tafel – en vertelt en vertelt. Daarbij schakelt ze onophoudelijk heen en weer tussen handeling, gedachte en herinnering. Zo verhaalt ze over een liefdeskoppel dat ze kent uit haar jeugd, het stel heet Tanner en Jade. Tegen alle verwachtingen in bleef hun liefde groot en bleven ze bij elkaar. Het knappe van Harings ingetogen tekst zonder enige franje, subtekst of regieaanwijzingen is dat de auteur niet aangeeft waarom dit verhaal verteld wordt, maar de toeschouwer begrijpt het: tussen Tanner en Jade leeft grote liefde, die de ik-figuur zelf heeft gemist.

De eenstemmigheid van de tekst krijgt geleidelijk meer betekenis: in het hoofd van de vrouw klinken vele stemmen en die probeert ze met elkaar in harmonie te brengen, maar dat lukt nauwelijks. Dat is haar wanhoop, en dat is ook de dramatische grondtoon. Ze noemt haar hoofd ‘een kamer vol raadsels’ en ze heeft zichzelf tot opdracht gegeven ‘de vragen van de muren (te) schrapen’. Dat doet ze dan ook. Ze leeft in diepe eenzaamheid, maar wil toch het moment ‘koesteren/ dat ze niet kent’. Ze varieert op woorden door opsommingen te maken, waarin ‘bubblegum’, ‘deurbel’ en ‘springkasteel’ gelijkwaardige begrippen zijn uit geheel verschillende registers.

Ook lijdt ze aan manische handelingen, door bijvoorbeeld telkens te checken of het gas wel uit is. En opeens valt er poëzie te lezen die herinnert aan de Vlaamse dichter Paul van Ostaijen, zoals in deze waarneming: ‘omdat er achter de wolken een zon verschijnt/ vlieg ik op/ om mijn vleugels te warmen’ en deze bijzondere observatie: ‘heimwee is niet per se spijt/ maar het kan wel// spijt maakt de randen van je hart scherp/ en dun/ het hangt als mesjes in je lijf’.

Hoogtepunt is de scène waarin ze een cadeau (‘kadootje’) koopt en de verkoopster vraagt of ze het mooi in moet pakken, nee, het cadeau is voor niemand, het is voor haarzelf en tóch mag de verkoopster het mooi inpakken. Vlak tegen het slot volgt er een omkering, aangeduid met driemaal ‘het groter dan’-teken uit de wiskunde, ‘>’.  De vrouw vraagt: ‘bent u dichtbij gekomen toen ik sliep’. Er was dus al die tijd sprake van een tweede persoon, en dat kan niemand anders zijn dan het publiek. De twee wanhoopsvragen aan het slot zijn intrigerend: ‘kan ik iets doen? / zodat u blijft?’

Unisono telt wonderlijke dichtregels en soms ondoorgrondelijke associaties, maar als leestekst is hij vooral avontuurlijk: je zwerft mee in het hoofd van de eenzame vrouw en beseft hóe eenzaamheid werkt: zij beeldt zich een fictieve toehoorder in, ze herinnert zich van alles, ze denkt aan eten als middel tot overleven, ze denkt aan de drie, vier, acht kinderen die ze heeft en ze spreekt de lezer ofwel de toeschouwer aan, opdat hij of zij zal blijven. Blijven om te luisteren en niet weg te gaan.

De teksten Platina en Unisono van Abke Haring zijn samen uitgegeven door het Toneelhuis en Bebuquin. De tekst werd door haarzelf gespeeld van 2015 tot en met 2017. In december 2020 komt Haring met een vervolg op beide teksten: Safe Space.