Met de theatermonoloog Para (2016) schrijft de Belgische cultuurhistoricus, archeoloog en schrijver David Van Reybrouck het slotstuk van een trilogie over Afrika, die verder nog uit twee andere monologen, Die Siel van die Mier en Missie, bestaat. Net zoals Missie, is Para het product van een samenwerking tussen Van Reybrouck, regisseur Raven Ruëll en acteur Bruno Vanden Broecke.

Het tweede deel van de trilogie, Missie, ging in 2007 in première in de Brusselse KVS en verscheen vier jaar later in boekvorm bij uitgeverij De Bezige Bij. In deze monoloog is een witte missionaris, genaamd Grégoire Vanneste, aan het woord, die ongeveer een halve eeuw lang werkzaam was in Congo. De figuur van Vanneste is geïnspireerd door het leven en werk van verschillende missionarissen en of paters uit Centraal-Afrika, met wie de auteur in gesprek ging. In Missie brengt deze Vanneste een getuigenis over wat zijn missie precies inhield en spekt zijn relaas met allerhande anekdotes over zijn eigen leven en de geschiedenis van Centraal-Afrika.

Die formule is voor Para ongeveer dezelfde gebleven: ook hier spreekt een figuur over zijn gecontesteerde rol in een episode uit de Belgische geschiedenis. In dit geval gaat het om een voormalig para-commando, Nico Staelens, die, als sergeant van een sectie, tien Belgische militairen leidde tijdens een vredesmissie in Somalië van 1992 tot 1993. Achteraan in de publicatie vermeldt Van Reybrouck dat ook dit personage gebaseerd is op non-fictionele documenten over deze vredesoperatie, United Nations Operation in Somalia (UNOSOM), en op interviews die hij afnam met betrokkenen.

Aan het begin van de monoloog stipt Staelens al aan dat hij nog de enige overgeblevene is die af en toe lezingen geeft over wat er zich aan het einde van de vorige eeuw in Somalië afgespeeld heeft. ‘Na de gebeurtenissen in Rwanda in april 1994 lijkt ‘Somalië’ echter collectief naar de achtergrond te zijn verdrongen’, lezen we in een korte inleiding op het stuk. Het doel van dit theaterstuk is met andere woorden de oncomfortabele stilte te doorbreken, deze gebeurtenissen uit de put der vergetelheid te hijsen en eventueel zelfs empathie te voelen voor deze veronachtzaamde figuur. Ja, laten we vooral plaats ruimen voor verhalen die nog niet genoeg verteld werden en die de selectie, waaruit een collectief geheugen is opgebouwd, verruimen en zelfs in een ander daglicht plaatsen.

Dit stuk vergeten geschiedenis is in Para vormgegeven volgens de principes van een doorgedreven realistische poëtica. Zo getuigen onder andere de keuze voor het dialectische (Antwerps-Kempische) taalgebruik en de verwijzing naar de reële bronnen waarop Van Reybrouck zich baseerde voor het tot stand komen van deze tekst. Ook de vorm van de presentatie of de lezing functioneert als een kader waarbinnen normaal gezien vooral feitelijke informatie gedeeld wordt. De lezing bestaat uit zes delen, waarbij het eerste ‘bedrijf’ inderdaad overwegend bestaat uit een introductie tot de vredesoperatie in Somalië. In de vier daaropvolgende delen verhaalt Staelens op een quasi chronologische manier hoe de operatie in zijn werk ging en welke functie hem daarbij was toebedeeld. In het zesde en laatste deel lezen we hoe het Staelens’ kameraden na de operatie is vergaan en getuigt Staelens nog van het schuldgevoel dat na al die jaren blijft knagen.

Staelens laat het echter niet na zijpaden in te slaan en zijn publiek deelgenoot te maken van de zonderlinge en vaak bloedstollende gebeurtenissen die hij met zijn collega’s beleefde, en ook van de camaraderie die hen desondanks verbond. Van Reybrouck houdt het informerende discours van de lezing dus niet aan; hij kiest ervoor om zijn personage geleidelijk aan minder de informerende, dan wel de anekdotische en apologetische toer te laten opgaan, maar nergens wordt deze breuk benoemd of benut. Nergens wordt het problematische en onbetrouwbare perspectief van deze para-commando uitgedaagd, tegen zichzelf of binnenstebuiten gekeerd. Deze verteller kan gewoon zijn gangetje gaan. Terwijl hij zich verlekkert aan allerhande sappige en gezapige anekdotes en groteske karakterschetsen, probeert hij enkele gruweldaden te contextualiseren en te relativeren. Zo probeert hij het gerucht dat Belgische para’s Somalische kinderen zouden gemarteld hebben te ontmantelen: ‘En iedereen kent die foto van die kleine die wij zogezeid aan het barbecueën waren. Hebt gij die foto al een keer goed bezien? Ze houden hem een meter boven de vlam, hé, ze zwieren hem een keer weg en weer. And that’s it.’ Door zulke passages in te lassen, leest de monoloog als een onbehouwen banalisering van wat er zich in Somalië afgespeeld heeft en dat roept vooral weerstand op.

Met Missie oogstte het trio Van Reybrouck, Ruëll en Vanden Broecke succes in binnen- en buitenland, maar zij bleven zeker niet gespaard van kritiek. Onder anderen Sarah De Mul en Bambi Ceuppens (2007) hekelden in rekto:verso de representatie van Congo in Missie, die gemedieerd wordt door het perspectief van de witte missionaris. Zijn blik verraadt een koloniale voorstelling van die Congolese geschiedenis en realiteit. Voor Van Reybrouck en Ruëll was het echter zaak, zo stellen ze in verschillende interviews met o.a. De Standaard en MO*, het engagement van deze ‘verbrande’ figuur te belichten en de vooroordelen voor even op te schorten. Dat geldt ook voor Para: ‘On ne peut se débarasser des méchants en les jugeant entièrement différents de nous’, luidt dan ook het motto bij deze monoloog bij monde van de Bulgaars-Franse schrijver Tzvetan Todorov. Maar in hoeverre biedt Van Reybrouck met Para werkelijk ruimte voor verhalen die het collectieve geheugen verruimen en uitdagen? Toegegeven, het gaat hier om een minder frequent gereproduceerde episode uit de geschiedenis, maar de blik van de para-commando reproduceert bovenal voor de zoveelste keer een eendimensionale, eurocentrische en koloniale visie. Het begint eentonig te worden.


Lees hier de recensie van de opvoering van Para door Bruno Vanden Broecke.