Auteurs Bruno Mistiaen, Vincent van der Valk en Sarah Blok werden afgelopen april geselecteerd voor Verse Tekst 2020, de open inzendronde van het (nog) ongespeelde stuk. Platform Theaterauteurs laat hun toneelteksten uitgeven en bespreken. DeClaus publiceert aankomende weken de recensies, op eigen titel geschreven door jurylid Joris van der Meer (niet te verwarren met een juryrapport dus). Vandaag: De golem van Molenbeek van Bruno Mistiaen.

Bruno Mistiaen is misschien wel de koning van het ongespeelde stuk. Van al zijn eenentwintig toneelwerken is er behalve De papa, de mama en de nazi uit 2012 nauwelijks serieus iets opgevoerd. Die gebrekkige opvoeringstraditie weerhoudt hem er echter niet van stug door te schrijven, met als laatste pennenvrucht het zelfbenoemde ‘spookverhaal’ De Golem van Molenbeek. En zoals het Mistiaen betaamt, is het ook dit keer een explosief mengsel van larger than life personages, flink schoppen tegen het politiek correcte been, een tragikomische vertelling en de nodige, seksueel getinte kruiderij.

Centraal in De golem van Molenbeek staat Jacqueline De Clerck, uitbaatster van boekenantiquariaat ‘De Boekenwurm’. Ze is een vrouw van zekere leeftijd die we na een korte proloog aantreffen in het bed van haar Egyptische minnaar Syad. Al na een paar woorden weet je dat ze dingen gaat zeggen die je niet wil horen of die ronduit ongepast zijn. Als een mitrailleur vuurt ze haar onmin op ons af, en let wel, dit is nog maar het begin:

maar ook hier in Brussel zitten we nu
opgescheept met die mysterieuze onbegeleide
allochtone minderjarigen uit het buitenland, de
meesten van hen naar het schijnt afkomstig uit
de buurt van de stad Annaba in de Maghreb. Ze
hokken samen in riolen, bouwketen, mobiele
wc’s en leegstaande huizen, ze leven van
diefstal en bedelarij, ze zijn bijna allemaal
verslaafd aan drugs, sommigen zijn nauwelijks
tien jaar oud, het is een raadsel hoe ze de
Spaanse grens hebben kunnen oversteken en
met wiens hulp ze de weg naar het noorden
hebben afgelegd.

Ook Syad wil het niet (meer) horen en verbreekt aan het eind van de scène zijn relatie met Jacqueline. In de negen scènes die volgen, zien we haar op een steeds desperatere tocht door Molenbeek, de beruchte Brusselse wijk waar zowat heel de wereld samenkomt, op zoek naar, ja naar wat? Verlossing? We zullen zien.

In een uitgebreid artikel over Mistiaen in Etcetera van 15 december 2016 plaatst Erwin Jans Mistiaens oeuvre overtuigend in de school van het in-yer-face theater zoals we dat kennen van bijvoorbeeld Sarah Kane, Patrick Marber en Mark Ravenhill. Jans benoemt daarbij als verder kenmerk van Mistiaens werk de huiskamer, het thuis, als locatie voor de dramatisering van fysiek en psychologisch familiair geweld. In De Golem van Molenbeek zijn er echter geen huiskamer en geen familie meer. De familie is allang uiteengevallen. De vader is verdwenen, de minnaar heeft adieu gezegd, dochter Edith heeft zichzelf in het kanaal verdronken en het huis dat dit alles had moeten herbergen, dat huis annex boekenantiquariaat, dat is afgebrand.

Het is dus duidelijk dat Mistiaen dit keer de beperkingen van de vier muren van de huiskamer achter zich heeft willen laten en met de golem uit de titel ook over de grenzen van het realisme heen wil gaan, hoe in-yer-face dat realisme reeds mocht zijn. Dit begint al met de proloog:

engel 1
Waarschuwing: dit stuk speelt zich af
in het hoofd van Jacqueline.

engel 2
Om haar man te treffen heeft ze haar
kind gedood, niet met een mes maar met
woorden.

engel 1
Een onthutsend spookverhaal.

Alle handeling die we te zien krijgen, is dus een fictie in een fictie. Niets van wat komt, is ‘echt’. In de tweede scène bevinden we ons in het huis van de door zelfmoord overleden dochter Edith en natuurlijk is het dode kind ook zelf aanwezig om haar moeder fijntjes de essentie van hun relatie uit te leggen: ‘Jij uit je moederlijke gevoelens niet in daden maar in aanvallen.’

Daarna hebben we een ontmoeting met Jacquelines alter ego, overbuurvouw en accountant Lien, die zichzelf omstandig door de vierde wand heen introduceert. Lien maakt voor Jacqueline de rekening op en onthult dat haar bewering dat de brand in haar huis gesticht werd door ‘zeven gedrogeerde minderjarige etterbakjes van het Noord-Afrikaanse type’ een grote leugen is. Jacqueline heeft er zelf de hand in gehad. Het is een confrontatie met de waarheid die de actrice die Jacqueline speelt haar rol doet neerleggen en die haar tot dit soort prachtige gruwel brengt:

Hier zit ik dan, uitgespuwd en ondergepist
achter een stukgeslagen bushokje onder een
halfdode lindeboom in een kaal plantsoen vol
drollen. Uw heldin beleeft haar dieptepunt.

Maar de actrice/Jacqueline vergist zich, het dieptepunt is lang nog niet bereikt. Wat hiervoor alleen in taal plaatsvond, vindt nu ook plaats in beeld. Jacqueline wordt als een dolende en ondergepiste Lear opgevangen door Anna en haar racistische, kansarme kinderen. Zoon Stijn doet het met zijn moeder, dochter Emma doet het op internet met bijkans iedereen en aan het eind van de scène doen ze het met zijn vieren maar zo’n beetje met elkaar.

We raken nog verder in het onderbewuste van Jacqueline verzeild en komen nu ook de golem uit de titel tegen, dat uit klei geboetseerde monster dat alles doet wat jij wil, of zoals hij het zelf formuleert: ‘In principe elke vorm van gepremediteerd geweld met een morele inslag.’ Jacqueline heeft er weinig tijd voor nodig om te bedenken wat dat voor haar zou kunnen zijn:

jacqueline
Breng me de hoofden van zeven
minderjarige etterbakjes.

bartholomeusz
Etterbakjes, bedoel je
Moren?

jacqueline
Moren, ja.

Hetgeen ook gebeurt. En toen, toen vond ik het allemaal toch even niet meer leuk.

Gelukkig is Mistiaen zich bewust van de mogelijkheid dat een lezer of toeschouwer zijn teksten niet meer beoordeelt op wat hij er mee bedoelt, maar alleen nog op hoe zijn woorden ontvangen of ervaren worden. Dat blijkt uit de reactie van Anna, die zich afvraagt of dit nu werkelijk ‘moest’, uit het feit dat hij zijn verhaal als fictie binnen een fictie presenteert, maar ook uit onder meer twee zinnetjes van Jacqueline in scène 2 ‘Veroordeel me niet. Dit is Fassbinder.’ een verwijzing naar de ophef over Rainer Werner Fassbinders Het vuil, de stad en de dood (1975) dat door velen als antisemitisch werd (en wordt) beschouwd, terwijl Fassbinder zelf natuurlijk vond dat zijn stuk daar eerst en vooral over gíng.

Dat De Golem van Molenbeek geen betoog ten faveure van racisme of kindermoord is, zit echter ook verborgen in de handeling zelf. De tocht door de krochten van Jacquelines geest is te lezen als een Stationendrama of misschien beter nog, als een perverse variant van het mirakelspel waarbij de heilige is vervangen door een dit keer werkelijk onverbeterlijke zondares. Wellicht is verlossing dus inderdaad het doel, maar Jacqueline is, helaas, wie Jacqueline is. Als pars pro toto voor generaties westers voorrecht lijdt zij weliswaar onder haar eigen hardvochtigheid maar zij kan zichzelf daarin niet stuiten. Ze voelt het gewicht van haar schuld, maar weet simpelweg niet waarvoor. Jacqueline realiseert zich dat haar persoonlijkheid en haar wereldbeeld de oorsprong van al haar ellende zijn. Ze beseft dat haar ideeën net zo antiquarisch zijn als de boeken die ze verkoopt. Maar, omdat haar egocentrisme wezenlijk berouw uitsluit, is het offer van de brandstapel voor haar antiquariaat het enige dat haar rest.

Dat is slim bedacht van Mistiaen, al zou het desondanks goed kunnen dat u bepaalde uitspraken in De Golem van Molenbeek veel te ver vindt gaan. Toch zou ik zeggen, gun u zelf uw verontwaardiging omdat u anders ook menig briljante, maar ook afschuwelijke passage als de onderstaande missen zou. Maar let wel: het eerste woord van het stuk is ‘Waarschuwing’. Daaraan is niets te veel gezegd.

edith
En hoe zouden ze dat dan kunnen
oplossen, die fistel? Dichtnaaien?

jacqueline
Zo simpel is dat niet. Een fistel
vindt in zichzelf de motivering om te blijven
duren. Hem afdekken met een lapje darmwand
en hopen dat het pakt. Of anders een zwellichaampje
uit de grote schaamlippen transplanteren.
Ik kijk ernaar uit. Elke dag weer stront
aantreffen in je vagina doet iets met een mens
haar zelfvertrouwen.

‘De Golem van Molenbeek’ van Bruno Mistiaen is uitgegeven door de Nieuwe Toneelbibliotheek (boekje 564).