Er bestaan ‘tunnelmensen’, zegt het personage Grietje halverwege Wolf (of het Heidi-feest): ze leven ondergronds, in de riolen, hun ogen hebben zich aangepast aan het donker en ze laten zich nooit aan iemand zien. ‘Ze wonen onder de stad, zonder dat iemand het merkt. En ze eten mollen, wortels, ratten…’ Of deze mensen echt bestaan, maakt in deze metafoor niet uit: als je eenmaal over ze gehoord hebt, kun je ze niet meer vergeten, krijgen ze steeds concretere vormen, tot aan de kieuwen in hun nek. Dan komt er een moment dat het niet meer uitmaakt of ze verzonnen zijn of niet. Dat doet er dan al niet meer toe: de angst die ze inboezemen is zonder meer reëel, die bestaat en slaat zijn wonden.

Wolf (of het Heidi-feest) van theaterauteur Jannemieke Caspers is een steeds benauwendere dramatekst over een kleine dorpsgemeenschap waarin vastgeroeste tradities en machtsuitoefening de mensen in hun greep houden. Het stuk werd verkozen als Verse Tekst 2023, de open inschrijfronde voor (nog) onuitgevoerde theaterteksten.

Haar stuk speelt zich af rondom een jaarlijks ritueel waar alle personages zich tot moeten verhouden: hierbij wordt een jonge vrouw tot ‘Heidi’ verkozen en een nacht lang achternagezeten door gemaskerde vrijgezelle mannen uit het dorp. Barbaars, vindt de een; traditie, vindt een ander: ‘Al onze voorouders vierden het. ’t Is iets positiefs!’

Zo gaat dat: bij de een zet angst aan tot de drang alles precies te willen houden zoals het was, bij de ander zet het aan tot verandering. Die uitersten verhouden zich slecht tot elkaar.

In het jaar waarin het stuk zich afspeelt, wordt Grietje – via een frauduleuze sluiproute – tot Heidi verkozen. Maar deze Grietje heeft ‘brozebottenziekte’, althans: dat voert haar moeder op als argument om haar veilig op te sluiten in een kleine kiosk. Maar als je nooit meer iets kan breken, weet je nooit hoe broos je eigenlijk bent.

Zo zijn er volop mysteries in Caspers’ overvolle arena: bijvoorbeeld de geheimzinnige ontmoeting met een wolf die Grietje beschrijft, en die later nog een curieuze rol krijgt toebedeeld. Of de twee vreemdelingen die plots voor Grietjes kiosk liggen, en die de gemeenschap – niet gewend aan of gediend van pottenkijkers – de stuipen op het lijf jagen. Behalve Grietje heeft niemand ze gezien, maar hun aanwezigheid wordt gevoeld: ineens kruipen er rare ziektes door de straten, er hangt onheil in de lucht.

Net als bij de tunnelmensen geldt dat het al snel niet meer uitmaakt of deze vreemdelingen verzonnen zijn of niet: het idee van hun mogelijke aanwezigheid is genoeg om angst aan te wakkeren, en het feit dat niemand ze daadwerkelijk gezien heeft maakt dat die angst onverstoorbaar door kan woekeren en iedereen zijn of haar eigen angstbeeld erop kan projecteren. Voor de een heten ze Karl en Svetlana, voor de ander Stefano en Julie. Voorstanders van het Heidi-ritueel grijpen hun komst aan om de gronden van hun traditie te verstevigen: een vijand – fictief of niet – verbroedert.

Hank: Kom ik die avond bij het café… zaten ze daar.
Navîn: Wie?
Hank: Karl en Svetlana natuurlijk. Aan mijn tafel. Waar ik normaal zit.
Of eigenlijk waren ze net weg, maar hun glazen stonden er nog.
Een normaal mens gaat niet aan een tafel hangen waar geen stoelen bij staan.
Harold: Maar het raarste is natuurlijk dat ze verdwenen zijn. Opgelost. Dat kan niet.
Hank: Als ze het dorp verlaten hadden, had ik dat gezien.
De weg bleef leeg. Dus dat betekent maar één ding: ze houden zich schuil.
En waarom zou je je schuilhouden? Precies. Als je een aanval voorbereid.
Madeleine: Op ons?
Hank: Nee op de geiten.
Harold: Niets is zeker, maar de vraag is wel; wat komen ze doen. Hm?
Het verontrustende is – dat ik vlak daarna constant aan de telefoon zat met – met ‘mensen’ – ik ga geen namen noemen natuurlijk – hè – dat is beroepsgeheim – maar met mensen met ‘klachten’. Specifieker kan ik het niet maken, maar ik dacht wel even: Opvallend…
Zou het een met het ander te maken hebben?
Hebben die twee vreemdelingen misschien een ziekte meegenomen?
Zouden ze zelf ziek zijn, en daarom daar liggen?

Zonder er concreet aan te refereren resoneert ook de coronacrisis door in haar tekst, met onbekende ziektes, die in twijfel worden getrokken en waarvan de oorsprong raadselachtig is, en hoe collectieve angst een gemeenschap in de ban kan houden.

Caspers voert een van de buitenwereld afgesloten minimaatschappij op, een vallei waarin de mensen het gevoel hebben niet weg te kunnen gaan: ‘ik heb wortels die vanuit mijn benen rechtstreeks deze grond in gaan’. Haar personages worden voortgestuwd door angst: voor het onbekende, voor het verliezen van tradities, voor de ander, en – niet in de laatste plaats – voor zichzelf. Ze toont hoe irreële angsten gevolgen krijgen in de fysieke wereld, en daarmee dus allesbehalve vrijblijvend, ongevaarlijk of irreëel zijn.

Gaandeweg ontvouwt van steeds meer personages mondjesmaat hun geschiedenis, en refereert Caspers ook – zij het in grote lijnen – aan een eerder uit de hand gelopen Heidi-feest waarop Grietjes moeder Emme tot Heidi werd verkozen. Contouren van onderlinge vetes en trauma’s komen aan het licht, geheimen worden aangestipt. Grietje ontwikkelt zich van onbeschreven blad tot iemand die uiteindelijk alle pijn met zich meetorst en als enige écht durft te kiezen voor een uitweg, een keuze met radicale consequenties.

Caspers voelt veel personages op die niet allemaal even veel reliëf krijgen. De plukjes informatie die Caspers over haar personages weggeeft, doen grotere geschiedenissen vermoeden, en regelmatig zou je willen dat je iets meer aangereikt krijgt of de tekst iets meer focus vindt. Als theaterauteur is het altijd balanceren: in hoeverre kleur je een personage in, en wat laat je over aan de vertolker en aan de toeschouwer om zelf aan en in te vullen? Niks zo frustrerend als dichtgetimmerde teksten waarin je als toeschouwer passief achterover kan leunen, maar Caspers laat haar publiek soms wel erg lang in het duister tasten. Voor sommige karakters – zoals een sleutelpersonage als Hank, een getraumatiseerde oorlogsveteraan – krijg je mede daardoor maar weinig sympathie. Daarin valt nog een slag te slaan.

Wolf (of het Heidi-feest) is met name geslaagd als onheilspellende zedenschets waarin angst welig door de dorpsstraten tiert en steeds extremere vormen aanneemt.

De tekst Wolf (of het Heidi-feest) werd geselecteerd als Verse Tekst 2023. De leescommissie bestond uit Sander Janssens, Kharim Amier, Erica Smits, Liliane Brakema en Rob de Graaf. Deze bespreking voor DeClaus maakte Sander Janssens op persoonlijke titel.