Dit zijn de regieaanwijzingen aan het begin van Koliek (Kolik, 1986) van de Duitse auteur Rainald Goetz (1954): ‘Snerpende schreeuw. Lichtflitsflits. Schrijftafelstoel. Lijf van man in ontbinding. Geur van de dood. Duisternis. Prestissimo volando. 17 Seconden. Gezang.’

De tekst van het toneelstuk in de vertaling van Tom Kleijn en bewerkt door Titus Muizelaar, is verschenen bij de Nieuwe Toneelbibliotheek. Het stuk telt één personage, Man. Op de keerzijde van de titelpagina staan drie psychiatrische aandoeningen vermeld: ‘Rigor, Contradictio, Sthenie’ ofwel strengheid, tegenspraak, verhoogde lichaamskracht. En een ‘koliek’ is kortdurende hevige kramp in de buik die aanvalsgewijs optreedt. Om eraan te ontsnappen wil de lijder aan koliek bewegen. De tekst moet nog beginnen en er zijn al zoveel raadsels, bijvoorbeeld de muzikale aanwijzing ‘Prestissimo volando 17 seconden’. Dit is het ‘gejaagde deel’ uit een pianosonate van de Russische componist en pianovirtuoos Aleksander Skrjabin (1872-1915).

Zo’n 110 bladzijden telt Koliek, een in razende, verzengende vaart geschreven toneelstuk. De erupties van taal staan gelijk aan de spasmen waarmee koliekaanvallen gepaard gaan. Die ‘schrijftafelstoel’ is denk ik niet onbelangrijk. Hier is de auteur zelf aan het woord die achter zijn schrijftafel een kreet van angst en pijn de wereld instuurt, verbeeld als een extreem intensieve theatermonoloog. De Man vecht met zijn demonen uit de kindertijd én met zijn demonen van nu. Hij drinkt. Hij is ontwaakt uit een nachtmerrie.

Alles komt samen in Koliek, de fysieke pijnen evenzeer als de pijnen van het hart en het hoofd. De grootste strijd die de Man voert is die tegen zelfverloochening, kennelijk een levenshouding die hij uit zijn jeugd heeft meegenomen en die hem tot op de dag van vandaag achtervolgt. In wiskunde, filosofie en natuurkunde zoekt hij antwoorden op zijn klemmende levensvragen en vooral levenswanhoop. Dat levert prachtige metaforen op, zoals deze: ‘Want lege ruimte bestaat niet zonder materiaal.’  Of deze: ‘Ikdaad ik / Zelfschepping.’ Met andere woorden: als er een ‘ik’, een materie, is in de ruimte dan is die ruimte niet leeg. Die ‘ik’ stelt een daad, namelijk zelfschepping. Dit is een vorm van houvast bij zijn nachtmerrie dat hij zweeft op de rand van de dood, dat hij al in ontbinding raakt. Nog zo’n passage over de wiskunde: ‘Mathematica heeft mij mijzelf als methode gegeven / Methodisch was ik wetenschap / Wetenschappelijk was ik helderheid.’

In een tekst als deze moet de lezer op zoek gaan naar sleutels om het hermetisch gesloten taalbouwsel te openen. Dit is zo’n sleutelfragment: ‘Elk verzet een zelfverzet / Elke weerstand een zelfweerstand / Elke vijandsvernietiging een zelfvernietiging.’ Met andere woorden: de Man is zijn eigen vijand. Hij vecht tegen de waanzin van het bestaan, daarom drinkt hij liters alcohol. Maar hij beseft dat het gevecht dat hij voert uiteindelijk leidt tot zelfvernietiging. Hij draait zichzelf vast in fatale cirkels. Op briljante wijze uit Goetz dit vastlopen in zichzelf in woorden die óók in zichzelf vastlopen, zoals ‘Existentievernietigingsexistentie’. Hij noemt dat een ‘Hellecirkel’. In die helse cirkel is vernietiging van de existentie ook weer een bestaan, een existentie.

Deze flarden van hels, vaak duister en ondoorgrondelijk taalgebruik wisselt Goetz op superieure wijze af met plots heldere en bijna onschuldige zinnen als: ‘En ik zei tegen mijzelf vertel mij van vroeger’ en dan volgt dit zelfinzicht: ‘Weerloos ben je van begin af aan een schreeuw.’ Dat is een mooie dubbelzinnige notitie: als kind was de Man een schreeuw, en dat is hij aan het eind van zijn leven opnieuw.

Wat hem uiteindelijk verlossing biedt is de muziek, zoals hij erkent: ‘Muziek was mijn god / Muziek was mijn leven.’ Maar dan komt hij tot een verpletterend inzicht: ‘Muziek als studie van de tijd een studie van het kwaad / Dus fout geweeste leugen / Ik leugen leven leugen.’ Muziek als symbool van het kwaad, dat kan alleen maar slaan op nazi-Duitsland. Daarmee te leren leven, met die dualiteit van muziek als god en muziek als verpersoonlijking van het kwaad, dat is de drijvende én vernietigende kracht van dit toneelstuk. Want alles wat de Man benoemt, is doortrokken van een zelfvernietigend dualisme: vecht hij voor zelfbehoud dan is dat een gevecht tegen zichzelf. Zoekt hij verlossing dan raakt hij alleen maar dieper in de ellende. In die krankzinnig makende carrousel  draait hij rond. Tot slot bestaat zijn tekst uit niets dan stamelen, en dan stuit je als lezer op deze paradox: ‘Altijd weer zijn / Kapot.’

Toneelschrijver Goetz is geobsedeerd door paradoxen, zoals blijkt uit de Oorlog-trilogie, waarvan Koliek het slotdeel is, voorafgegaan door Heiliger Krieg en Schlachten ofwel Heilige oorlog en Veldslagen. Voormalig Toneelgezelschap De Trust uit Amsterdam bracht de trilogie in 1993 uit onder de titel Oorlog, geregisseerd door Theu Boermans. Geweld speelt zich af in de wereldgeschiedenis, zoals deel een toont, de Heilige oorlog. Ook in het gezin, zoals deel 2 laat zien, en tot slot, als in Koliek, geweld toegespitst in de kleinst zelfstandige eenheid, het individu zelf dat in gevecht is met zichzelf.

Bij De Trust speelde Jaap Spijkers de rol van Man die uiteindelijk aan zelfdestructie ten onder gaat. ‘Ik / Stil / Stil / Sterft’ zijn de laatste woorden van deze razende partituur, die je moet ondergaan, misschien niet woordelijk willen begrijpen. In 2021 vertolkte acteur Vincent van der Valk bij Theater Utrecht de rol, in de regie van Thibaud Delpeut. Beide vertolkingen, van Spijkers en Van der Valk, waren imposant, hallucinerend, indringend. Daar waren destijds alle recensenten het over eens. Ieder vond in de taalmuziek wel een sleutel tot begrip en ontroering; ik was erg gefascineerd door deze zin dat ‘het leven verpletterd is door het leven’. Geniaal. Dat is de drijvende en dramatische paradox die deze monoloog zo groots maakt. Lees de tekst, en vindt als bij wonder troost in de zelfdestructie.

Koliek van Rainald Goetz, in de vertaling van Tom Kleijn en bewerkt door Titus Muizelaar, is uitgegeven door de Nieuwe Toneelbibliotheek (boekje 618). Deze tekstversie ging 25 augustus 2021 in première bij Theater Utrecht.