De voorstelling Nadita van performancekunstenares Alma Söderberg werd door Floris Solleveld kritisch besproken op Theaterkrant.nl, waarop een pittige discussie volgde in de comment-sectie. De recensent en zijn voornaamste criticus Nina Aalders stuitten op een fundamenteel verschil van inzicht over de taak van theaterkritiek. Theatermaker vroeg hun om hun argumenten uit te bouwen.

Het theater is geen vrijmetselaarsloge

Door Floris Solleveld

De meeste kunst, vooral de meeste beeldende kunst, krijgt van de kunstkritiek precies hetzelfde oordeel: geen. Dat was precies de reden waarom ik destijds over obscure nieuwe muziek en hybride kunstvormen ben gaan schrijven; niemand anders deed het. Voor de kunstkritiek geldt hetzelfde. Het overgrote deel van je recensies roept amper reacties op, als je lovend bent krijg je een bedankje of een quote op de site van de maker, zelden ontstaat een echte discussie. Daarom was het een welkome verrassing dat Nina Aalders en Dries Douibi in de pen klommen tegen mijn recensie van Nadita van Alma Söderberg, een voorstelling waarvan ik niks begrepen zou hebben. Nina noemt het ‘pingpongen met een tennisracket’, omdat de regels van het spel me blijkbaar ontgaan.

Allereerst: dit gaat niet over Alma Söderberg. Ik heb niks tegen Alma Söderberg. Ik heb wel reserves tegen de typische SNDO-beeldtaal, maar binnen de stijl van een school passen is sowieso geen aanbeveling. Dit gaat over de kenbaarheid van kunst en de grens tussen kennis en codes. De vraag is, in de woorden van Dries Douibi: hoe te interpreteren? Hoe noodzakelijk is het om de ‘regels’ te kennen, het werk ‘in een lange internationale performancetraditie te plaatsen’, het ‘voor een groter publiek te ontsluiten’ en daarmee ‘breed gedragen inzichten uit te dagen’?

Het is een misvatting om te denken dat de criticus het werk aan het publiek moet uitleggen. Door dat als uitgangspunt te nemen, plaatst de criticus zichzelf al in een onderdanige positie ten opzichte van de maker en tegelijk boven de lezer die de code niet kent. Een goed gesprek gedijt juist bij gelijkwaardigheid. Het zou er, zowel voor de maker als voor de criticus, meer om moeten gaan verwondering te wekken, enthousiasme over te brengen, te laten zien: kijk eens hoe fascinerend dit is. Dat kan door de kunst en daarom hou ik van kunst, maar het gaat niet per se om de kunst. Wie te veel bezig is met Kunst maken of uitleggen, met de regels van het spel, slaat de discussie dood.

Bevat Nadita een gecodeerde boodschap? Ik weet het niet. Volgens Nina Aalders gaat de voorstelling over hoe geluid de beweging ‘kleurt’ en andersom. Als academicus denk ik dan: de vraagstelling is niet helder. Had Alma met dat uitgangspunt niet beter een lecture-performance kunnen maken, of een iconisch beeld dat kan dienen als referentiepunt? Complexiteit kan een deugd zijn als de materie complex is, en we zijn volwassen mensen dus niet alles hoeft te worden uitgelegd. Maar complexiteit is iets anders dan onduidelijkheid, en iets in een lange traditie plaatsen lijkt me niet de manier om breed gedragen inzichten uit te dagen.

Het idee van een ‘diepere betekenis’ zijn we beter kwijt dan rijk. Uiteindelijk is dat weinig anders dan omslachtigheid; we weten niet eens hoe gewone betekenis en waarneming werkt, dat te ontleden is al complex genoeg. Douibi schrijft dat ‘elke generatie toeschouwers en critici zich opnieuw een alfabet eigen moet maken. En dat lukt enkel door veel, zeer veel te gaan kijken en over dit kijken onderling te communiceren.’ Misschien is dit niet bedoeld als pleidooi voor geheimtaal, maar dat staat er wel. Sorry, maar het theater is geen vrijmetselaarsloge! Een kunstwerk is niet als een wetenschappelijk artikel waarin jargon een functie heeft om fenomenen nauwkeurig aan te duiden, en dat zijn geldigheid ontleent aan het oordeel van een peer group. Als een voorstelling niet voor zich kan spreken, waarom zou je haar dan nog publiek opvoeren?

Een bevriende componist, die de geluiden van Nadita wel mooi vond, schreef op Facebook dat de discussie vooral de zinloosheid van het toekennen van sterren aantoonde. Daar ben ik het niet mee eens. Niet alleen zijn die sterren nuttig om te weten waar je wel en niet heen moet, ze dwingen je ook om je oordeel expliciet te maken. Als ik Nadita niet twee sterren had gegeven, had ik om de hete brij heen kunnen draaien. En dan hadden we deze discussie nooit gevoerd.

 

De esthetiek van de verantwoordelijkheid

Door Nina Aalders

In reactie op Floris Sollevelds recensie van Alma Söderbergs performance Nadita argumenteer ik dat een criticus de regels van het spel moet kennen, wil hij de wedstrijd kunnen verslaan. Solleveld antwoordt dat performance geen vrijmetselaarsloge is. Ervan uitgaande dat hij bedoelt dat performance niet exclusief door een klein aantal ingewijden moet kunnen worden begrepen en beoordeeld deel ik van harte zijn mening. Maar als een recensent zich niets gelegen laat liggen aan de technieken en vragen die spelen binnen het kunstenveld dat hij beschrijft, vormt hij een zwakke schakel tussen de makers en zijn lezers, het publiek.

Als we het hedendaags theater beschouwen als een gebeurtenis die plaatsvindt in de ontmoeting tussen het getoonde en de toeschouwer, heeft de individuele toeschouwer een grote rol in het geheel. Theater is dan geen plaats meer waar een autonome toeschouwer zijn kennis benut om te ontleden wat de autonome voorstelling betekent, maar een subjectieve ervaring, waarbij elk lid van het publiek zijn eigen voorstelling produceert. Recenseren zou je dan kunnen zien als het schrijven van een verslag van deze ‘ontmoeting’. Wat die voorstelling vervolgens ís, is dus altijd subjectief, maar niet per se vrij interpreteerbaar. Subjectief omdat de blik van een kijker altijd wordt gevormd door geslacht, ras, achtergrond, fysieke gesteldheid, positie in de zaal, et cetera. En niet vrij, omdat het getoonde gearrangeerd is en wordt gestuurd door de theatermaker.

Als geen enkele interpretatie met juist of onjuist te oormerken is, en de toeschouwer een essentiële rol heeft in het ‘produceren’ van de voorstelling, is het als recensent belangrijk je ervan bewust te zijn met welke bril je kijkt. En daarmee ook waarom een voorstelling je wel of niet aanspreekt. Het liefst, en gelukkig gebeurt dat al wel eens, worden (delen van) dat kijkkader geëxpliciteerd in een recensie. Als je dat niet doet, is het voor een lezer wat moeilijker te zien hoe zo’n oordeel tot stand is gekomen. Solleveld zoekt in zijn recensie naar wat Alma representeert: ‘een mechanische holbewoner, een schuchter kind, een machine.’ Hij komt er niet uit en vindt ook al geen ‘versleutelde boodschap’. Bespeur ik hier een semiotische achtergrond? Hij kijkt bovendien meer bevooroordeeld dan goed geïnformeerd naar oud-SNDO’ers (‘We zijn bij een voorstelling in Het Veem van iemand die opgeleid is aan SNDO, dat mag duidelijk zijn’). Dit getuigt in mijn ogen niet van een open blik waarbij de recensent zichzelf gelijk probeert te stellen aan de onervaren toeschouwer, wat hij na zegt te streven. Eerder van een theateropvatting die niet matcht met de ambities en uitgangspunten van de maker en de merites van haar werk.

Veel performance en nieuwe dans zetten de waarneming van de toeschouwer op scherp. Zij bekritiseren dominante lichaamsbeelden, idealen en representaties, manieren van kijken, meestal door de manier waarop we waarnemen ter discussie te stellen. We moeten ons in hun performances vaak verhouden tot iets wat we in het dagelijks leven niet zien of meemaken. Daarbij worden we geconfronteerd met onze eigen blik en gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor die houding ten opzichte van beelden, idealen, representaties of manieren van kijken. De Duitse theaterwetenschapper Hans Thies Lehmann noemt dat ‘esthetiek van de verantwoordelijkheid (response-ability)’. In die esthetiek gaat het erom je als toeschouwer open stellen voor wat je ziet én voor hoe je reageert op wat je ziet.

Een deel van Alma Söderbergs werk Nadita kun je dus niet zien als je jezelf niet meeneemt in het werk. Ik vind dat Solleveld tekortschiet waar hij Alma beschrijft als iemand die het publiek de rug toekeert, met lompe mechaniek, danspasjes uitvoerend, oertaal uitslaand in een onflatteus shirt. Daarbij probeert hij de vraag te beantwoorden wie of wat Alma representeert, terwijl wat Alma maakt – zoals ze aan het begin vermeldt – een ‘do’ is. Wat doet ze en hoe ervaar ik wat ze doet? Dat is een vraag waarop de recensie mij het antwoord niet geeft. Ik denk dat de recensent tekort schiet ten opzichte van zowel de toeschouwer als de maker wanneer hij dit niet meeneemt in zijn afweging. Dat heeft niets met ‘uitleggen’ te maken, maar wel met het openen van een andere manier van kijken.

Foto Hendrik Willekens

Lees de oorspronkelijke discussie op www.theaterkrant.nl/recensie/nadita.

Dossiers

Theatermaker december 2015