Op welke manieren is het vak van de theatercriticus de afgelopen vijftig jaar veranderd? Theaterjournalist Sander Janssens (37) vroeg critici-coryfeeën Hanny Alkema (80) en Hein Janssen (72) naar hun visie op de ontwikkeling van de theaterkritiek. ‘De relatie tussen maker en critici is altijd gespannen geweest.’

Tegenwoordig, weet ik uit eigen ervaring, schrijf je als theaterrecensent meestal in de ochtend nadat je een voorstelling hebt gezien thuis op de computer je recensie. Pakweg vijf minuten voor de deadline mail je de tekst naar de redactie, en een paar uur later kunnen de online-bezoekers je bevindingen al lezen. De volgende ochtend staat de recensie gedrukt in het cultuurkatern van de papieren krant.

Dat was wel anders toen theaterjournalist Hanny Alkema in 1973 haar eerste recensies schreef, bij NRC Handelsblad. ‘Ken je dat kinderspelletje, dat je in een kring zit en een zin door fluistert, en dat er dan een heel andere zin uitkomt?’ Ze lacht. ‘Zo ging het ongeveer ook met de recensies. Meteen na de voorstelling schreef je je recensie, want het moest er voor zes uur ’s ochtends zijn. Je gaf de tekst telefonisch door aan de steno, die gaf het weer door aan de typekamer, vanuit daar ging het naar de eindredactie en ten slotte ging het via de zetter naar de drukker.’

Alkema herinnert zich nog heel goed de komst van de computer. ‘Een gigantische verandering. Daarvoor schreven collega’s wel op typemachines, maar daar wilde ik niet aan: al die herrie, voor schrijven heb je rust en concentratie nodig. Dus ik schreef op een blocnote, met pijltjes schoof ik dan met alinea’s en naderhand telde ik mijn woorden met de hand even na. Dat ging met een computer allemaal veel eenvoudiger. Zeker toen er op een gegeven moment ook een modem bij mij thuis werd geïnstalleerd, en de stukjes vanuit huis naar de krant konden worden gestuurd.’

Ook Hein Janssen tikte in zijn beginperiode als theaterrecensent ’s avonds aansluitend op de voorstelling meteen zijn recensie, in zijn geval wél op een typemachine. Hij werkte destijds nog bij het Haarlems Dagblad. ‘Dan reed ik na de voorstelling in mijn autootje naar de redactie. Daar zaten dan meestal ook de medewerkers van sport, dans en klassieke muziek hun stukje schrijven. Later kwam de fax, dan kon je thuis je recensie maken en hoefde je niet speciaal ervoor naar de redactie.’

Janssen (72) begon zijn carrière als theatercriticus in de jaren tachtig bij het lokale nieuwsblad De Kennemer en stapte na een paar jaar over naar het Haarlems Dagblad. In 1987 ging hij naar de Volkskrant, waar hij van 1991 tot 2017 de theaterredacteur was en de theatermedewerkers coördineerde. Sinds 2017 is hij als freelancer aan de krant verbonden. Alkema (80) stapte na NRC Handelsblad over naar de Volkskrant. Later ging ze aan de slag bij Trouw, waar ze dertig jaar voor schreef. Eind 2022 leverde ze haar laatste recensie in.

Tegenstand

Alkema was de eerste vrouwelijke theaterjournalist bij de landelijke dagbladpers, en bovendien een stuk jonger dan gemiddeld. ‘Vooral vanuit het veld proefde ik in de beginjaren veel tegenstand. Oudere regisseurs waren niet gewend dat zo’n jong kippetje opschreef wat zij ervan vond en lieten dat merken. Elke recensent stuit weleens op weerstand, maar dat was bij mij veel meer dan bij anderen. Dat ik een vrouw was en dus een vrouwelijk geluid liet horen speelde daar zeker een rol in. Ik werd weleens gebeld en uitgescholden. Er kwamen soms brieven bij de hoofdredactie: dat ik onmiddellijk ontslagen zou moeten worden. Ik ben zelfs behoorlijk bedreigd: brieven met doodskisten, poep en andere onverkwikkelijke zaken door de brievenbus.’

Daarnaast had Alkema dramaturgie gestudeerd, en dat was ook ongebruikelijk. ‘Theatercritici hadden destijds meestal een journalistieke achtergrond. Dat kon je ook zien aan de recensies. Ze vonden iets goed of niet, maar een meer gelaagde analyse ontbrak vaak.’

‘Keurige’ heren

Er was een klein groepje theatercritici dat Alkema praktisch dagelijks tegenkwam, zoals Hans van den Bergh van Het Parool, Jan Spierdijk van De Telegraaf, Jan Hein de Groot van Het Vrije Volk en André Rutten van Trouw. ‘Zij namen mij in de beginperiode onder hun hoede, haalden koffie voor me in de pauzes. Ze hadden het gevoel dat ze me moesten beschermen, als mannen van de oude garde. Op een gegeven moment zeiden ze tegen me: jij schrijft echt anders. Ik schreef explicieter over vrouwenrollen, zonder me daar bewust van te zijn overigens. Mijn collega’s realiseerden zich daardoor dat zij op een heel andere manier naar theater keken, meer vanuit de mannenrollen gedacht, en ik werd me op mijn beurt bewust van mijn persoonlijke en kennelijk vrouwelijke blik.’

Ook Janssen schetst het beeld van de vooral wat oudere, mannelijke en witte theaterrecensent die in zijn beginperiode de dienst uitmaakte. ‘De theatercritici waren keurige heren. Of nou ja, keurig… het waren heren. Vrouwen zoals Hanny of Marian Buijs waren veruit in de minderheid. Over diversiteit qua afkomst hoefde je in die tijd nog helemaal niet te beginnen.’ Zelf was hij als begin-dertiger een ‘jonkie’ op de krant. ‘Toen ik theaterredacteur werd, wilde ik dat veranderen. Ik heb bewust veel jonge mensen en vrouwen aangenomen, onder wie Annette Embrechts en Vincent Kouters, die nu nog steeds voor de krant schrijven.’

55 gulden

Eerlijke betaling is vanaf het begin ‘een enorm gevecht’ geweest, aldus Alkema. ‘Toen ik bij NRC Handelsblad begon kreeg ik 55 gulden voor een recensie. Met het geld van mijn eerste recensie wilde ik per se uitgebreid uit eten gaan. Ik dacht: ik moet er meteen van genieten, anders is het niets.’ Ze is al heel snel in de activistische houding gegaan, zegt ze. ‘Ik vond het belachelijk. Want je kan wel zeggen dat er maar een klein stukje in de krant verschijnt, maar denk eens aan alle tijd die je eraan kwijt bent: voorbereiden, reizen, de voorstelling bekijken, schrijven. Uiteindelijk kreeg ik voor elkaar dat er ietsje meer uitbetaald werd.’

Al was het nog steeds niet makkelijk om ervan te leven, zegt ze. ‘Door het seizoen heen kon je best een aardig inkomen bij elkaar sprokkelen, maar in de zomerperiode viel de hele theatersector stil. Tegenwoordig is er in die maanden nog volop te zien, maar in die tijd kreeg je gewoon maandenlang niets uitbetaald.’

Hein Janssen kreeg zo’n 100 gulden voor zijn eerste recensies, herinnert hij zich. ‘Dat was niet veel. Het kon omdat ik in die tijd niet veel nodig had. Van 2 à 3 recensies in de week en wat voorverhalen kon ik wel leven.’

Enorme lappen

Tegenwoordig kunnen recensenten zich op allerlei manieren in het theateraanbod verdiepen: ze krijgen dagelijks meerdere persberichten op de mail, houden de online theateragenda van platforms als Theaterkrant of Zwartekat.nl in de gaten of pluizen de websites van gezelschappen, producenten en impresariaten uit.

 Hoe stelden de theatercritici zich in de jaren voor het internet op de hoogte van het aanbod? ‘Een belangrijk verschil is dat er in mijn beginjaren zo weinig aanbod was, dat je van alle gezelschappen gewoon op de hoogte was van wat ze dat seizoen gingen doen’, vertelt Alkema. ‘Via de post kreeg je alle seizoensbrochures. En je kon alle voorstellingen zien, dat lukt allang niet meer.’

Met de toename van het aanbod, nam de grootte van de gemiddelde theaterrecensie door de jaren heen steeds verder af. Ook door de overgang naar tabloid (tussen 2010 en 2014 stapten alle landelijke dagbladen over op compact formaat), werd de gemiddelde krantenrecensie steeds korter. Alkema: ‘Bij Trouw kreeg ik soms wel een halve pagina voor 1 recensie, dat was nog in de tijd vóór de tabloid. Wat een luxe! Dan kun je overal aandacht aan schenken: de inhoud van het stuk, de regie, acteurs, vormgeving, kostuums.’ Ook Janssen spreekt van ‘enorme lappen’ in zijn beginjaren bij de Volkskrant. ‘1200 woorden voor een recensie was niet ongebruikelijk. Kleinere producties kregen ook al snel 500 of 600 woorden. Dat is een enorm verschil met nu: de meeste voorstellingen bespreken we in 275 woorden.’

‘Zweep erover’

Doordat het aanbod door de jaren heen niet alleen toenam, maar ook inhoudelijk sterk veranderde, heeft de theaterkritiek zich vanzelf ontwikkeld, zegt Janssen: ‘Recensies waren eerder wat klassieker van opbouw, gedegener misschien ook. Je had eind jaren tachtig zes grote gezelschappen, die allemaal een eigen ensemble hadden en alleen maar repertoire speelden. Dus: je besprak het stuk, de acteurs en de regie, en je schreef iets over de vormgeving. Dat was allemaal vrij helder. Qua toon waren de recensies destijds uitgesprokener, harder ook wel. Zeker de leerschool van Martin Schouten, die mij bij de Volkskrant haalde. Hij vond: als toneel slecht is, moet de lezer dat ook weten. Niet bang zijn, zweep erover. En bewonderen ook in volle overgave.’

Janssen vertelt dat hij laatst in het Volkskrant-archief toevallig een oude recensie van zichzelf teruglas. ‘Die vond ik snoeihard, en nogal bot voor de acteur in kwestie.’ Recensies vindt hij tegenwoordig over de linie wat braver. ‘Zijn we niet te lief geworden, vraag ik me soms af. En hoe komt dat?’ Een verklaring bij zijn eigen krant zit onder meer in de kwantiteit van het aanbod dat besproken wordt, denkt hij. ‘We doen veel, omdat we recht willen doen aan het enorme aanbod, maar dat betekent wel dat je relatief korte stukjes maakt. Daarin kun je niet veel meer doen dan signaleren. Je kan geen uitgebreide beschouwingen schrijven in 275 woorden. Dat zijn service-achtige recensies, met hooguit een beknopte mening erin verwerkt.’

Sterren

Alkema noemt recensies tegenwoordig over het algemeen ‘minder afrekenend’ dan vroeger. Volgens Janssen is het inmiddels gebruikelijker om de subjectieve blik van de auteur explicieter kenbaar te maken in de recensie. In de wat langere recensies kun je volgens hem heel goed ‘je eigen twijfel meenemen’ in de tekst. ‘Dat is een mooie ontwikkeling en levert interessante gedachtes op.’ Al schuilt er ook gevaar in, vindt hij. ‘Als je dat te vaak doet, ondergraaf je je eigen autoriteit als criticus.’

Recensies zijn volgens hem tegenwoordig ‘meer op de lezer gericht, toegankelijker.’ Het sterrensysteem, dat rond 2012 bij de meeste dagbladen werd ingevoerd, heeft daaraan bijgedragen. Alkema heeft zich aanvankelijk verzet tegen het invoeren van de sterren. ‘Op de dag dat het toch werd ingevoerd moest ik een recensie maken, dus ik schreef de eerste theaterrecensie met sterren voor Trouw. Tot mijn grote spijt juist over een voorstelling die zó slecht was, dat ik niet anders kon dan één ster geven. Mijn laatste recensie voor de krant heb ik toevallig trouwens vijf sterren gegeven. Zo is die cirkel nog mooi rond gebreid.’

Macht en wantrouwen

De macht van de krantencriticus is sinds de opkomst van  internet een stuk minder groot, denkt Janssen. ‘Iedereen kan zich op internet profileren, er zijn tal van amateursites. Lezers zien lang niet altijd het verschil tussen een serieuze theaterkritiek en liefhebbers die vooral een stukje schrijven zodat ze gratis bij een musicalpremière kunnen zijn. Ik vind het prima hoor, al die nieuwe podia, hoe belabberd de schrijfstijl soms ook is.’ Alkema: ‘Het is ook een kweekvijver voor nieuw recensententalent.’

Ook de verhouding tussen maker en criticus is door de jaren heen veranderd, al is die volgens Janssen ‘altijd gespannen’ geweest. ‘Maar het debat is nu veel feller van toon. Ook omdat het gesprek deels online gevoerd wordt, bijvoorbeeld in reacties onder recensies en berichten op Theaterkrant. En ik schrok van de woede bij een panelgesprek op het Nederlands Theater Festival afgelopen jaar, over diversiteit in de theaterkritiek. Er was zoveel wantrouwen tegen de gevestigde critici. Ik dacht: hoor ik hier nog wel thuis?’

Tegelijkertijd is het contact tussen maker en critici ook opener geworden, vindt hij. ‘Als ik bijvoorbeeld in een paar voorstellingen van Florian Myjer zie hoe hij worstelt met zijn homoseksualiteit, kan ik daar met hem over corresponderen en worden die brieven ook nog eens in de krant gepubliceerd. Zo transparant kun je dus zijn!’

De laatste jaren wordt, met name door de jonge garde theatermakers, het nut en de noodzaak van de theaterrecensie nog weleens in twijfel getrokken. Janssen en Alkema geloven beiden in het belang van recensies om het gesprek over kunst te bevorderen. Overigens heeft de recensie wel vaker onder vuur gelegen, zegt Alkema: ‘Ook vroeger gingen er nu en dan stemmen op die zeiden: we doen helemaal geen recensies meer, alleen interviews vooraf. Daar heb ik me altijd tegen verzet. Dan word je een soort boulevardblad. Als dagblad wil je uiteindelijk in de eerste plaats toch nieuws brengen, en wat is er meer nieuws dan een recensie?’

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2024