‘De gezondheid is het belangrijkste.’ Het klinkt vreemd lachwekkend uit de mond van de tachtigjarige Pétro, die na de ramp in Tsjernobyl in de verboden zone is blijven wonen. Last van de radioactieve neerslag lijkt hij niet te hebben. Samen met zijn vrouw Baba (Nadia) leeft hij in een soort niemandsland, op een verboden eiland. Ze weigerden dertig jaar geleden te vertrekken. Berlin maakt met Zvizdal een warm portret van dit koppige koppel dat wil overleven.

Berlin (Antwerpen) mengt in zijn reeks producties film met poëzie, documentaire met theater, fictie met techniek. In een osmose van visuele technieken en verrassende dramaturgie weten de theater-/filmmakers van Berlin de toeschouwers in hun nieuwsgierigheid naar medemensen te voeden, zonder dat we ons daarvoor moeten schamen. Integendeel, je wordt vaak ontroerd door de getoonde beelden en verhalen. Die stralen iets diepmenselijks uit, en vaak is dat een gevoel van onmacht of een existentiële leegte.

In dit zesde deel van Berlins Holoceen-cyclus krijgen we op film twee oude mensen te zien uit Zvizdal, een dorp in de buurt van de kerncentrale van Tsjernobyl, dat na de kernramp tot Verboden Zone is uitgeroepen. Alle bewoners werden verplicht te evacueren, ze kregen ergens anders een appartement. Maar Pétro en Nadia/Baba bleven er. Meer dan een kwarteeuw na de ramp zijn ze er nog. Alleen, met een kreupel paard, een uitgemergelde koe, een paar kippen, een hond, een kat. In een steeds uitbreidend bos met in de zomer veel kwetterende vogels in de lucht. Zonder elektriciteit, zonder telefoon, zonder mensen om hen heen. Ze zien af en toe de bewakers van de controlepost, hun dochter komt wel eens op bezoek, ze wil haar ouders bij zich in huis halen, maar die weigeren.

Op elke 9 mei komen er mensen met hun auto’s langs om de graven van overleden familie op de begraafplaats van het verloren dorp te bezoeken. Er wordt wat gekeuveld en dan is het weer afscheid tot volgend jaar. Pétro en Baba blijven. Pétro zegt: ‘Ik wil alleen maar dit zeggen. De mensen die vertrokken zijn, zijn dood. Als je ergens geboren bent, moet je in je natuurlijke omgeving blijven leven. Als ik naar een ander gebied zou moeten vertrekken, dan zou ik sterven.’ Zo denkt Baba er ook over. Ze zeisen het gras, werken op het land, hooien, repareren de houten hekken, sprokkelen hout, keren de bladeren van de straat. Ze roepen God, Stalin en andere heiligen aan, vloeken op elkaar, en kijken hoe de tijd voorbij kabbelt. In de laatste jaren van het filmen spreken ze ook veel over de dood, blikken ze terug. Hun beweegredenen om te blijven na de ramp worden vager. Heeft hun twijfelen van toen ervoor gezorgd dat ze geen appartement meer kregen, en dat ze gewoon te laat waren om nog te vertrekken?

Berlin begon er een vijftal jaren geleden te filmen. Een paar keer per jaar gingen ze langs. Ze spraken met hen, maakten afspraken (niet in huis filmen). Waar vinden ze die mensen toch, vraag je je ook bij deze productie af. Het is te danken aan Cathy Blisson, een Franse ex-journaliste die het werk van Berlin van nabij heeft gevolgd. In 2009 stopt ze bij het tijdschrift Télérama, ze wil andere wegen inslaan. Voor een schrijversresidentie keert ze terug naar de plek waar ze een van haar vroegere reportages maakte, in de Tsjernobyl-regio. Een bevriend fotograaf laat haar foto’s zien die hij genomen heeft van een oude man in de verboden zone. Zo leert ze het koppel kennen, en ze vertelt Berlin erover. In 2011 ontmoet Berlin Pétro en Nadia, via Cathy en haar tolk Olga Mitronina. Samen besluiten Yves Degryse, Bart Baele en Cathy Blisson om het koppel gedurende vijf jaar, door de seizoenen heen, te filmen.

In het midden van de zaal staan grote schermen. Aan weerskanten zijn de tribunes. We zitten als het ware rond de schermen, rond het eiland van de filmische beelden. Onder de schermen staan drie maquettes van het huis, de schuren, de hekken. Alle drie zijn het dezelfde woonplekken, maar de een in de herfst, de ander in de winter, en de derde in de zomer, als een niemandsland onder het wit van de schermen waarmee de voorstelling begint. Je hoort stemmen, je ziet de vertaling op het kale scherm. De makers zijn op zoek naar vergunningen om de verboden zone te betreden. Een kafkaiaanse zoektocht door de administratieve jungle, die vervolgens overgaat in de groene beelden van de plek rond het oude echtpaar.

Totaalbeelden en close-ups wisselen elkaar af, organisch, de maquettes draaien rond, worden belicht, naar gelang het seizoen. Beelden van de maquettes worden in de projectie van de film opgenomen. In de stal van de zomermaquette zie je ook de geprojecteerde beelden in het klein. Als de auto’s van de kerkhofbezoekers langskomen, zie je bij de maquette autootjes geparkeerd staan. Witte beeldjes van dieren liggen in de stal, in de winter rookt de schoorsteen – er zitten kortom heel veel details in de maquettes en het spel tussen maquette- en filmbeelden. Fictie en realiteit vermengen zich in micro- en macrobeelden. Gebeurtenissen uit het leven van het koppel die plaatsvonden in de periodes dat er niet gefilmd werd, worden in miniatuurbeeldjes gevisualiseerd.

De traagheid in de film, de sferische soundscape, de landschapsbeelden in zomer, herfst, winter, de dramatische ontwikkeling vervolledigen het portret van dit koppel. In al hun kleinheid zijn de getaande gezichten, het manke gaan, het tandeloze vloeken van deze twee oudjes zo existentieel universeel.

Zvizdal is vanaf augustus te zien in Nederland.

Foto: Bea Borgers