Louise Korthals vertelt in Zonder voorbehoud over het houvast dat we kwijt zijn in ons leven en onze behoefte controle te krijgen. In yogalessen en mindfulness zoekt de hedendaagse mens contact met zichzelf, in plaats van met de anderen om zich heen. ‘Wie zijn kop niet durft te stoten, maakt ook nooit contact’, zingt ze in haar openingslied.

Je kunt je druk maken over allerlei flauwekul. Dat doen we graag, kennelijk. Over brood, dat de grootste bedreiging van je gezondheid is. Of welke tegels je voor je nieuwe badkamer moet kopen. Intussen raken de grootste wereldtragedies je slechts vluchtig. In je ooghoeken hoogstens. Met de woede en de onmacht die dat opleveren, kun je nergens terecht. Misschien bij een god, maar daar moet je dan wel in geloven. Maar, zo luidt haar boodschap, wees je er in elk geval van bewust, ga er het gevecht mee aan.

Korthals heeft het zich bepaald niet makkelijk gemaakt met deze thema’s. Je moet van goeden huize komen wil je er nog originele invalshoeken bij vinden. Maar Korthals is als theatermaakster natuurlijk niet van de straat. Glansrijk winnares Amsterdams Kleinkunst Festival 2012, daarna een alom bejubeld debuutprogramma Vlieguur en in 2013 gekroond met de Neerlands Hoop als theatermaker met het grootste toekomstperspectief. Louise Korthals kreeg dus een hoop weelde te verwerken. En terecht. Nu staat ze voor de opgave al die lof en daaruit voortkomende verwachtingen te bevestigen.

Je kunt over Zonder voorbehoud, geregisseerd door Jessica Borst, niet zomaar even zeggen of Korthals daarin slaagt of niet. Want dit tweede programma heeft twee gezichten. Het muzikale gezicht is prachtig, mede dankzij haar vaste pianist Erik Verwey en nieuweling Mark van Bruggen op de basgitaar. Maar tussen die fraaie liedjes zwabbert de voorstelling en snak je naar een gids.

Als ze dicht bij zichzelf blijft, zoals in het verhaal over haar gedwongen verblijf op een nudistencamping, is ze luchtig en komisch, mede vanwege het keurig beschaafd, ietwat geaffecteerd Nederlands. Maar te vaak verdwaal je in al haar bedoelingen. Dan vraag je je tijdens een verhaal af: waarom, hoezo, wat moeten we er mee en waar gaat dit in godsnaam over? Dan is de draad kwijt. Kan het wat minder hoogdravend, met minder maniertjes? Komen die boosheid, onmacht en frustratie uit haar ziel of bestaan ze alleen uit theaterwoorden? Dat soort vragen en twijfels wil je liever niet in je hoofd hebben tijdens een persoonlijk kleinkunstprogramma. Dat gaat jeuken.

Daar staan dan wel Louises liedjes tegenover. Die vaak van grote klasse en schoonheid zijn, wat compositie en tekst betreffen. Zoals Kruisje, waarin ze die god, waarin ze niet gelooft, toch maar even vraagt ‘te tekenen bij het kruisje’ dat hij er voor in gaat staan dat zij haar vriend haar leven lang bij zich mag houden. In Jij mens bijt ze iedereen die uit naam van een hogere macht de wereld in brand zet toe: ‘als je dan zo graag voor god wilt spelen, doe dan in godsnaam je best’. Een gemiddeld begaafd theatermaakster krijgt zo’n regel niet op papier.

Foto: Monique Kooijmans