Zeehelden gaat over de belevenissen van een ploeg matrozen en hun kapitein op zee. De dansvoorstelling, die ondersteund wordt door live piano, percussie en zang, richt zich op kinderen vanaf zes jaar. Die moeten het, ondanks de muzikale en dansante kwaliteiten van de zeehelden, doen met een verhaal dat van clichés aan elkaar hangt.

Die clichés zitten in eerste instantie in de rekwisieten en kostuums. De kapitein, vertolkt door de maker van de voorstelling Andreas Denk, rookt een pijp en de matrozen dragen allemaal blauw en wit. Om de weg op zee te vinden gebruiken ze papieren kaarten en het type kompas dat je alleen nog in een museum tegenkomt. Ook de verhaallijn zelf lijkt eerder uit de Disney-adaptatie van een zeventiende-eeuwse geschiedschrijving te komen. De matrozen schillen aardappels, schrobben het dek, zingen zeemansliederen en als ze moe zijn gaan ze stiekem aan de sterke drank.

Dit alles wordt afgewisseld door stukken choreografie die, met uitzondering van een caractère-achtig stuk, allemaal in de moderne dans zijn gegrond. We zien barrel turns, tilts, en veel gerol en geduw. De speelsheid van de dans past bij de rollen van de matrozen, maar de choreografie staat meestal los van de verhaallijn. Dat betekent dat stukken toneel worden afgewisseld met stukken dans, terwijl beweging juist zoveel kan overbrengen. Een mooie uitzondering hierop is het eerste moment van kennismaking tussen de kapitein en zijn nieuwe matroos (Wannes de Porre), waarbij de staccato kwaliteit van de handdruk zich door het hele lichaam van De Porre verspreidt tot een trillende nervositeit. Andere momenten waarop dans daadwerkelijk spel wordt zijn het koken van de soep, de paniek wanneer de storm uitbreekt en het zwemmen wanneer de matrozen overboord zijn geraakt.

De changementen die de voorstelling kent – er wordt veel geschoven met orgels, piano’s, touwen en emmers – leiden tot zowel poëtische als knullige resultaten. Het witte achterdoek wordt tijdens de storm naar voren geblazen, wat een prachtig spookachtig beeld van verschillende luchtbellen oplevert. Maar wat is in hemelsnaam de reden geweest om de twee percussionisten (Vitaly Medvedev en Mei-Yi Lee) in een hoek van het toneel met een schelp te laten draaien terwijl de anderen drenkeling spelen?

De clichématige beelden van de voorstelling kun je nog wijten aan een romantische stijlkeuze. Wat pas echt ergerlijk is, zijn de conclusies die je aan het verloop van het verhaal kunt verbinden. Een kapitein wiens management-tactiek bestaat uit het uitdelen van tikken in het gezicht huurt een nieuwe matroos in. Wanneer die overboord raakt maakt hij geen haast hem te redden, maar laat eerst zijn kleding netjes opvouwen door de rest van zijn personeel. De ongevraagde seksuele avances die de nieuwe matroos maakt bij de vrouwelijke stuurlui worden ongestraft getolereerd. En wanneer de nieuwe matroos uiteindelijk toch capabel blijkt, is hij het die wordt gepromoveerd tot bevelhebber, en niet de matrozen met een langere staat van dienst.

Uiteraard is de mate van politieke correctheid niet het belangrijkste punt waarop jeugdtheater afgerekend dient te worden. Een voorstelling die verrassend, origineel of vermakelijk genoeg is om het gebruiken van stereotypen te rechtvaardigen, is en blijft een goede voorstelling. Bij Zeehelden is dat helaas niet het geval.

Foto: Leo van Velzen