De verwachtingen van de voorstelling Work No. 1020 Ballet waren hooggespannen. De Britse Martin Creed deed flink wat stof opwaaien in de beeldende kunst. Met hem haalt Springdance een interessante kunstenaar in huis die een dialoog met ballet aangaat. Maar als Creed bij aanvang van de voorstelling – gekleed in pak, bolhoed op zijn krullen, gitaar om en achter de microfoon – in een paar zinnen zijn publiek toespreekt, maakt hij al gauw korte metten met het idee dat hij iets van ballet af zou weten.

Creed is een minimalist. Zijn werk getiteld The lights going ON and Off, Work No. 227 (waarmee hij de Turner Prize won) was een kale ruimte waarin het licht na elke vijf seconden aan of uit ging. Maar verwacht van Creed geen minimalistische dans à la Cunningham of De Châtel, zijn benadering is veel onbevangener, hij kijkt duidelijk met de blik van een buitenstaander naar ballet. De wijze waarop hij ballet tot op het bot stript doet eerder denken aan de solo Véronique Doisneau van Jérome Bel, waarin de gelijknamige oud-corps-de-balletdanseres frasen uit balletten danst op een kaal toneel en waarin ook duidelijk wordt dat de overtuigingskracht van die losse passen zonder een groot ensemble en alle decorum vrij beperkt is.

Bij Creed doorlopen vijf balletdanseressen een aantal variaties in eenvoudige structuren als lijnen en diagonalen. Creed reduceert het ballet tot een aantal basisposities en ridiculiseert het. De danseressen komen op en gaan weer af door een zijdeur op het kale toneel, wat het klapdeureffect versterkt.

Het brede Akademietheatertoneel is in twee helften verdeeld, de vloer volgeplakt met rode, blauwe en rood-blauwe kruisjes, als markeringen voor de dansers, door de structuur en veelheid ervan refererend aan een abstract kunstwerk. De diagonale line-up van de muzikanten achter Creed speelt en kijkt weliswaar stoïcijns, maar de punkrockband is des te aanweziger in de sprekende verschijning van onder anderen een bassiste in panterprintjurk en een chique gekapte dame in geruit mantelpak en penny shoes.

Consequent is Creed in zijn muziek, ook zijn songteksten beperken zich tot een minimum aan tekst, ze beslaan niet meer dan het zingen van de letters van het alfabet, de cijfers een tot en met vier of een constante herhaling van een zin als ‘What’s the point?’

De toevoeging van video is interessant en uitermate geestig met beelden van honden die in lijnen en diagonalen lopen. Maar het wordt ongemakkelijker om naar te kijken als een brakende vrouw uit zijn Work No. 610 Sick Film in beeld verschijnt. Wat Creed wil zeggen met het in- en uitzoomen op een bilnaad en een gehurkte dame die een drol legt, blijft onduidelijk.

Work No. 1020 Ballet is aanvankelijk vermakelijk, maar ook vrijblijvend. De indruk die het meest beklijft is de overtuigingskracht van Creed zelf, die als performer en muzikant helemaal thuis is op het toneel.