Actrice Marie-Louise Stheins kijkt de bezoekers priemend aan, wanneer zij het piepkleine Pesthuyspodiumtheater in Maastricht binnenstappen. In haar hoofd en hart zit al haar oude tante Marie-Therese Stheins, met wie ze twee derde van haar naam deelt, maar over wie ze tot vorig jaar nauwelijks iets wist. Ze kijkt ons aan, nerveus trekkend aan haar sigaret, alsof ze wil zeggen: ‘Wie zijn deze mensen toch, die naar mij komen kijken? Ik, die het grootste deel van mijn leven nauwelijks op liefdevolle, menselijke aandacht kon rekenen.’

Marie-Therese Stheins werd in 1955, op haar negentiende, opgenomen in de psychiatrische instelling Calvariënberg, vanwege ‘hysterie’ en agressief gedrag. Die hysterie komt niet uit de lucht vallen. Een huis dat geen thuis is, als dienstmeisje moeten gaan werken bij de hitsige baas van haar vader, en een verloofde die haar laat staan. Hoe het ook zij, Marie-Therese wordt in de een na de andere Maastrichtse instelling ondergebracht, tot ze zich in 2013 uiteindelijk van het leven berooft. Haar nicht Marie-Louise erft enkele persoonlijke spullen van die ‘rare tante’ die ze nauwelijks heeft gekend.

Het is een onverkwikkelijk stuk familiegeschiedenis die Marie-Louise Stheins, samen met regisseur Annechien de Vocht, in deze voorstelling wil blootleggen. Of liever: ze proberen vooral te achterhalen wie deze vrouw was, wat ze allemaal dacht en voelde, hoe ze de talloze behandelingen onderging, hoe ze haar verborgen bestaan toch zin probeerde te geven. Moedig, want veel persoonlijker kan het niet worden. Wat de familie zich niet meer kan of wil herinneren, en wat de jaren allemaal hebben verdoezeld, vulden Stheins en De Vocht in met hun eigen empathie en fantasie.

Spelend met tijd en identiteit wisselt Stheins moeiteloos tussen haar jonge en oude tante, maar ook Marie-Thereses vader en de non die geen raad weet met de onhandelbare patiënte. De non, die voor een schrijnende en tegelijk hilarische interventie zorgt. Want aan humor ontbreekt het niet in Windvogel, al is hij dan van de soort die schaaft en snijdt. Singer-songwriter Jos Hol bindt de scènes aan elkaar met in het Limburgs gezongen liedjes, creëert ongemakkelijke akoestische soundscapes en neemt zelf ook enkele personages voor zijn rekening.

In het witte kale decor met slechts een bed, stoel, nachtkastje en kamerplant, zien we scènes uit een geknakt bestaan voorbijtrekken. Snapshots van het vergeten leven van een vrouw die meer dan wat ook hunkert naar eerlijk menselijk contact. ‘Kom mij liefhebben!’ schreeuwt ze uit.

Wat de korte voorstelling in de vertelling zelf aan dramatische spanning ontbeert, wordt ruimschoots goedgemaakt door Marie-Louise Stheins indringende vertolking. In haar blik en op haar gelaat legt ze vuur en vertwijfeling, onbereikbaarheid en mysterie, opstandigheid en verwarring. Groots en nederig tegelijk. Geknakt in de dop geeft Marie-Therese toch blijk van een opmerkelijke veerkracht, tot uiteindelijk de veer knapt.

De liedjes van Jos Hol die Marie-Thereses verhaal begeleiden, mogen voor niet-Limburgers dan wel onverstaanbaar zijn, de emoties zijn duidelijk en voelbaar. Hij brengt ze met de ware singer-songwriterspirit, en een warme, hese stem die wel iets wegheeft van Frank Boeijen. Helaas is hij als acteur in het samenspel met Stheins (als dokter, verpleger en broer) te onzeker, waardoor die scènes niet de impact hebben die ze verdienen.

Het slot van de voorstelling beklijft door zijn eenvoud. De herinnering aan Marie-Therese Stheins, een vrouw die we een beetje hebben leren kennen, blijft nog een hele avond nazinderen, net als de sterke vertolking van haar nicht.

Foto: Ben van Duin