Hoe leg je de verbinding tussen film en theater? De Braziliaanse regisseur Christiane Jatahy weet wel raad met die vraag. Haar nieuwste productie is een hedendaagse bewerking van Tsjechovs Drie zusters en betreft een theaterstuk waarin de filmversie, die in een andere ruimte te zien is, live wordt gemaakt. In Jatahy’s bewerking is de droom van de drie zussen vooral een vlucht naar de virtuele ruimte.

Al tien jaar experimenteert Jatahy met film en theater. We zagen het al in haar vorige productie Julia (2011), die op verschillende Europese festivals te zien was waaronder Noorderzon en de Internationale Keuze van de Rotterdamse Schouwburg. Film en theater vonden in die voorstelling plaats in dezelfde ruimte en tijd. In What if they went to Moscow breekt Jatahy met dat patroon. De tijd loopt weliswaar nog parallel, maar film en theaterversie spelen in verschillende ruimtes. Een deel van het publiek ziet de voorstelling, een ander deel kijkt elders in het gebouw de film, die live geschoten wordt tijdens de theaterbewerking.

Voorstelling en film spelen twee maal zodat het publiek beide kan zien. Op het eerste gezicht lijkt dat concept wat voorspelbaar, maar theaterbewerking en film zijn zo verschillend dat het tweede deel – film of theaterbewerking, het maakt niet uit – alleen maar boeiender is. Met de kennis van deel een is het namelijk nog spannender om te ontdekken hoe beide versies zijn gemaakt. Kijken was zelden zo’n actieve bezigheid. Jatahy’s concept is een soort regieoefening, we leven mee met de zusters en ontdekken tegelijkertijd hoe beide versies worden gemaakt.

Spelers, technici, musici, floormanagers, iedereen van de compacte ploeg heeft een rol of bijrol en ook de hoofdrolspeelsters zijn behept met de organisatie van de set. Tijdens de theaterbewerking krijgen meubilair, wanden en camera’s steeds een andere plek. Het zijn organische reorganisaties, die allerminst storend zijn. Behendig heeft Jatahy haar personages bovendien een camera in de hand gegeven. Zo zien we de jongste dochter Irina spelen met de camera, die ze van haar overleden vader cadeau kreeg, en is Versjinin, de man waar de middelste dochter verliefd op wordt, cameraman.

De film, die ik als eerste zie, zoomt in op de individuen en de live gecreëerde shots zijn wonderschoon. Het theaterconcept is interactief. De zussen betrekken het publiek op een innemende manier bij Irina’s verjaardagsfeestje. Er wordt zelfs meegedanst! Die hectiek doet niets af aan het spel; feilloos schakelen de drie actrices tussen film- en theaterversie. Een prestatie die respect afdwingt en waarin ook de emotie ruim baan krijgt.

Intussen verweeft Jatahy hedendaagse details in haar regie en speelt ook de mobiele telefoon en social media een rol in de levens van de zussen. En zo is de virtuele ruimte toevluchtsoord, net als het levensgrote aquarium waar de zussen zichzelf in onderdompelen en de ‘andere’ zaal die uiteindelijk ook een plek krijgt in de regie. Met de realiteit van al die verschillende ruimtes speelt de tekst uiteindelijk ook slim en poëtisch. ‘Dit gebeurt toch echt’, vraagt Versjinin vertwijfeld met de camera in zijn hand. ‘Ja, maar het leven is geen film’, is het nuchtere antwoord van een betraande Masja (Maria in deze Braziliaanse bewerking). Maar aangenaam vertoeven is het op de grens van fictie en werkelijkheid.

Briljant is Jatahay’s concept. Behalve dat de toeschouwer deelgenoot wordt van haar gedegen onderzoek tussen de twee disciplines, weet ze ook een hyperhedendaagse draai te geven aan een stuk dat honderd jaar geleden werd geschreven werd, ver voordat de film en de virtuele ruimte begrippen werden. What if they went to Moscow is deze zomer nog te zien op Noorderzon. Waarom de twee zaaltjes in Frascati niet vol zat tijdens Holland Festival is mij een raadsel.

Foto: Milena Abreu