Het jonge theatercollectief Krapp onderzoekt in Weird Tales hoe monsters gebaard worden. Frankenstein creëert een monster, maar creëert daarmee de schepper van Frankenstein ook een monster?  

We bevinden ons in 1816 in Villa Diodati in Genève, in de nasleep van de enorme vulkaanuitbarsting van de Tambora een jaar eerder – waarvan de grijze as tot aan Europa reikte. In die duistere wereld, met bloedrode zonsondergangen en stormachtige zomers, ontvangen gearriveerd schrijver Lord Byron (gespeeld door Greet Jacobs) en zijn lijfarts John Polidori (Mats Vandroogenbroeck), de twee Londense beginnende en aspirerende schrijvers Percy en Mary Shelley (Timo Sterckx en Nona Demey Gallagher). Daar wordt, onder andere, de kiem gelegd voor Frankenstein van Mary Shelley – wat de belangrijkste rode draad is in deze smeuïge horrorvoorstelling van vijf kwartier.

Lotte Boonstra ontwierp een rommelig, kitscherig decor vol snuisterijen en geheime, spannende hoekjes. Op een groot scherm dat prominent op de toneelvloer hangt, zien we voortdurend live opnames, vaak gemaakt door de spelers met een handcamera. Daar zie je wat je op de speelvloer niet ziet of andersom; in lijn met het horrorgenre sorteert dat vaak een spannende suspense. Bovendien maakt het invoelbaar hoe de horrorcontext met de personages (met name Percy) aan de haal gaat: wat doet het met je, als je je eigen waarnemingen niet meer betrouwbaar acht?

Zo wordt in een hallucinante, beeldende trip ieder geconfronteerd met zijn of haar eigen monsters. Interessant is dat bij de mannelijke personages die monsters eerst en vooral ingegeven lijken te zijn door afgunst, als reactie op Mary’s beginnende meesterwerk. Bij Mary is dat anders. Ze heeft recent een miskraam gehad, tot grote pijn van haar en Percy. Uiteindelijk baart ze haar verhaal, het boek, het monster van Frankenstein. Had ze dat verhaal anders niet kunnen bedenken? Staat het een in verband met het ander?

Met extatisch spel, vaak op het schreeuwerige af, geven de spelers hun personage vorm. Dat is vaak geestig, maar door gebrek aan verstilling en dynamiek wordt de toeschouwer daarin op momenten murw geslagen. De dialogen worden aan elkaar geregen met beeldende sequenties vol opengereten mensenvlees en onverwachte schimmen achter het raam. Zelfs de douche-scène waarin het douchewater bloedrood kleurt, ontbreekt niet. Door de chaos en de veelheid komen de potentieel interessante ideeën die Mats Vandroogenbroeck in zijn toneeltekst oproept, (zijn monsters mannelijk of vrouwelijk, of hangt dat af van of degene die ze oproept mannelijk of vrouwelijk is? Waarin ligt de kiem van de monsters die we creëeren?) nog niet helemaal uit de verf, maar deze voorstelling klauwt zich ontegenzeggelijk in je vast.

Foto: Leontien Allemeersch