De zusjes Brontë (Wuthering Heights, Jane Eyre) kregen zo’n vijftien jaar geleden een brievenboek in de reeks Privé-domein. Titel van de bundel: Verwoeste levens. Ergens op een pastorie in die ‘vlek’ in Midden-Engeland, Haworth, in de moerassen tussen Hull en Liverpool, hebben zich die levens afgespeeld. In het vijfde deel van hun theatraal onderzoek naar vrouwengeschiedenissen dwalen de actrices van Discordia rond in een intrigerend landschap.

De toneelspeelster Maureen Teeuwen beschikt over het wonderbaarlijke vermogen om een mede door haarzelf ingerichte toneelvloer te betreden met de onschuldige blik van een tot in al haar vezels verrast mens. Ze knippert even kort met de oogleden en kijkt alsof dit landschap voor haar volstrekt nieuw is, met de gelukzaligheid van een kind dat een levensgrote snoeptrommel betreedt. Een extra attractie heeft haar opkomst doordat ze ons tegemoet treedt vanuit een lang kledingrek dat de volledige speelvloer omspant. Links en rechts staan grijs geschilderde secretaires, waaruit ze attributen haalt, een appel, een veertje, het dubbeltje uit de Juliana-tijd, kleurtjes. Achter het rek staan tegen de achterwand lange losse planken in een verbleekt keukengroen. Daar ligt het domein van de enige man die zijn speciale medewerking verricht, door het licht te veranderen, door van sfeer naar sfeer te schakelen, soms in harde overgangen, door beelden te creëren voor curieuze ‘groepsportretten’, de muziek te bedienen en af en toe te verschijnen – als de strenge vader van de Brontë-sisters of als hun drankzuchtige broer?

Wéten doen we het niet. Hij wordt zelden aangesproken en zeker niet als een historisch personage. De gezusters Brontë worden ook niet echt getypeerd of gepersonifieerd, althans: ik heb het niet gemerkt. Ze zijn aanwezig als somberende, hilarisch tegen elkaar opbiedende drie-eenheid in een vertelling die fragmentarisch wil blijven. Een heel plezierig, soms hoekig, een enkele keer irritant declamatorisch meanderende avond is het geworden, die niet zozeer biografisch handelt over de afzonderlijke zusters zelf, maar die eerder gaat over de hoogromantische verbeeldingswereld, vol intrigerende vaagheden, eenzaamheid en liefdeloosheid, bijeen hokkend in dat desolate vulkaanlandschap van de Midlands.

De drie actrices, Annette Kouwenhoven, Maureen Teeuwen en Miranda Prein en de nagenoeg onzichtbare en af en toe als schim of spook opduikende toneelspeler/technicus Jan Joris Lamers, creëren een ragfijne sfeer waarbij brokstukken van een wereldbeeld, couleur locale, filosofie en een tijdsbeeld naar binnen rollen. Je komt op bezoek bij de elkaar ook almaar opzoekende, wereldvreemde, op elkaar aangewezen, kibbelende vrouwen. Ze grossieren in plotse angstkreten vanachter het kledingrek, bizarre dromen, beschrijvingen van het landschap en seksuele fantasieën. De schetsen die de figuur van Miranda Prein van het vrouwenlichaam maakt en aan de wand prikt lijken in de loop van de avond verwrongener te worden. Annet Kouwenhoven beschildert zichzelf als een soort nobele wilde die vol zit met eigenwijze en bijdehante tegenspraak. Het personage van Maureen Teeuwen lijkt geobsedeerd door het uitvoeren van een truc die wordt geoefend, die ook quasi moét lukken en die dan uiteindelijk ook lukt.

Zij verbeeldt ook de stap opzij die in het verhaal wordt gedaan, zogenaamd weg van het Brontë-trio, naar een andere illustere figuur uit de Engelse romantische epiek, Mary Shelley en haar spookverhalen over de reparabele kweekmens, die bij haar Frankenstein ging heten, maar die hier geraffineerd wordt verknoopt met de gestorven stamvader Patrick Brontë. Donder en bliksem zijn altijd aanwezig in het landschap van de Brontës, de bliksem gaf de gestorvenen energie voor een tweede leven, en via de natuur, de elementen komen we bij de bard van de Midlands, Shakespeare en zijn Lear die tegen de elementen durfde schreeuwen, de bebloede handen van Macbeth.

Het verging mij bij deze voorstelling, Weiblicher Akt 5 – Bron/ Brontë als bij het lezen van de brieven van de gezusters indertijd. Je wandelt een wereld binnen, verdwaalt in een landschap waar alles zich verbindt met alles.

‘Haworth lijkt zo eenzaam, zo’n stille plek, begraven voor de wereld. Ik beschouw mezelf niet meer als een jong iemand – ik word ook al spoedig achtentwintig; en ik vind dat ik zou moeten gaan werken en de rauwe werkelijkheid van de wereld moet trotseren zoals andere mensen dat doen. Het is echter mijn plicht dat op dit ogenblik verborgen te houden en ik zal daarvoor mijn best doen.’ Zo begroette Charlotte in januari 1844 het nieuwe jaar. Ze ging iets doen dat jaar. Iets nuttigs. Een school oprichten. Het zou nog drie jaar duren voor zij Jane Eyre schreef. En zus Emily Wuthering Heights. Want geweldige literatuur is er voortgekomen uit die verwoeste levens. Hier zijn ze (nog) drie motvlinders, fladderend in fel kaarslicht. In een stille en bijzondere voorstelling.

Foto: Bert Nienhuis

[sterren toegekend door de redactie]