Oudere mannen kunnen prima mee als koning, tovenaar of geheim agent, maar wat worden oude vrouwen? Er wordt nogal gezucht over het gebrek aan repertoire voor oudere actrices. Mooi dus dat Thomas Verbogt een poging deed om een nieuw stuk te bouwen voor drie gelouterde vakvrouwen. En niet de minste: het is goed om ruim honderdvijftig jaar acteerervaring aan het werk te zien.

‘Wat een geluk dat ik een stuk je van de wereld ben. Margootje. De wandelclub. Kom Kees, het is maar tijdelijk. Zij verstaat de kunst van bij me horen.’ Slim spannen schrijver Thomas Verbogt en regisseur Jeroen van den Berg artiesten als Rudi Carrell, Jasperina de Jong, Wim Sonneveld en Frans Halsema voor hun karretje. We zijn meteen terug in de jaren zestig en het overgrote deel van zijn publiek weet: ha, dit warme bad is voor ons klaargezet.

De liedjes klinken in de kamer van oma Viviënne (Ingeborg Elzevier). Kleindochter Merel (Lusanne Arts) heeft geen idee van die namen uit het verleden. Zelfs die van Prins Bernhard zegt haar niks, terwijl ze zich voor haar studie toch verdiept in de jaren zeventig. Ze studeert iets met communicatie en maakt een scriptie over de tijd van de grote familieshows op televisie. Om quizmaster Bing kan ze niet heen: hij zorgde er in de tijd van twee tv-zenders persoonlijk voor dat het stil was op straat.

Bing is inmiddels een paar maanden dood. Uit wetenschappelijke drang wil Merel Bings weduwe gaan interviewen. Oma vindt dat zij haar kleindochter daarbij beslist moet ondersteunen: zij was in die tijd immers een gevierd journaliste, die altijd de juiste vragen stelde. Merel gaat er nog in mee ook.

Zonder een afspraak te maken (ehh?) duiken ze op bij Mimi van der Kwast (Gerrie van der Klei), waar haar zus Marleen (Trudy Labij) net is aangekomen om te helpen opruimen. Daar volgt een wonderlijke vergadering. Viviënne blijkt een verrassend agendapunt te hebben, Merel wordt wijzer, ook over een onverwacht onderwerpen, Marleen probeert alles voor iedereen te regelen en Mimi vindt al dat gedoe om haar heen maar belachelijk. Iedereen zijn eigen Bing, dat is de conclusie.

We moeten de waarheid onder ogen zien: Vrouwen van later is niet de tegenhanger van King Lear waar de oudere actrices van het land zo verlegen om zitten. Dat is natuurlijk een flauwe opmerking bij een komedie, maar het is de vraag of dit stuk het zal schoppen tot meer dan één enscenering. Het heeft nogal wat losse draadjes en onhandigheden, zoals de dingen die Viviënne in haar blikveld ziet vallen en haar onbeholpen gedrag dat plotseling in niets meer doet denken aan een ooit zo scherpe journaliste.

Intussen geeft Verbogt zijn actrices genoeg in handen om hun kwaliteiten als comédienne te laten zien. Ingeborg Elzevier is sterk in plechtige uitspraken als ‘de waarheid straalt het enige licht uit waarin we elkaar in de ogen kunnen kijken’. Ze kiest iets te vaak voor uitbeeldend spel: als het gaat over een mandje onder een ballon geeft ze met haar handen de maten ervan aan. En als ze het heeft over iets dat omhoog gaat, gaan haar armen dat ook.

Er zijn meer stukken waarin het jonkie een noodzakelijk radertje is in de ontwikkelingen, en vaak wordt dat stiefmoederlijk behandeld. Hier is het weer zo’n bleek, dienend wichtje. Wat zou ertegen zijn om ook van haar een echt mens te maken?

Gerrie van der Klei viel in voor Nelly Frijda, die door gezondheidsproblemen moest afhaken. Ze is koel en norsig, de nuchtere tegenhanger van Viviënne en Marleen. Haar dodelijke blik van ‘het zal wel’ kan ze volop kwijt.

De anderen acteren nog een beetje op hun eilandje, er komt in de loop van de speelkalender vast meer interactie, maar Trudy Labij was als bemoeizuchtige zus bij de première al helemaal op dreef. Ze is grappig in haar timing en dictie en tilt het matige stuk op. Deze dames kunnen nog best een tijdje mee.

Foto: Ben van Duin