Aan het begin, als Georges Vermeersch onverhoeds terugkeert uit de gevangenis, zit zijn haar nog stijf van het vet over zijn schedel gekamd, uitmondend in een arbeideristisch matje in de nek. Aan het eind staan zijn haren alle kanten op, alsof Georges onderweg langdurig zijn vingers in het stopcontact heeft gehouden. De ware oorzaak is een maniakaal krabben, op gang gebracht door de gordiaanse knoop van emoties en spoken uit het verleden die hij in ruim twee uur speeltijd moet zien te ontwarren. 

Het geleidelijk ontregeld rakende kapsel van Georges, hier gespeeld door Stefan de Walle, staat model voor de visie van regisseur Casper Vandeputte op Vrijdag, de klassieker van Hugo Claus waarvan Vermeersch het dragende personage is. Het stuk begint met zijn thuiskomst, nadat hij drie jaar in de gevangenis heeft gezeten vanwege incest met zijn dochter Christiane. Zijn vrouw Jeanne heeft inmiddels een tweede kind van buurman Erik, tevens Georges’ beste, en veel jongere vriend.

Vandeputtes aanpak, gebracht door het Nationale Toneel, vormt een interessant contrast met die van Eric de Vroedt, die eerder dit jaar een Duitstalige Freitag uitbracht in het Schauspielhaus Bochum. De Vroedt situeerde zijn versie in de lelijke, maar solide en comfortabele woongebouwen die Duitse steden als Bochum domineren, sinds hun historische centra in 1940-1945 werden weggebombardeerd. Hij moderniseerde het stuk tot een energiek vertoon van Berlijnse cool.

Vandeputte, toch dertien jaar jonger dan De Vroedt, presenteert een veel nostalgischer versie. De bank, de sjofele deuren, het Bruynzeel-keukentje – de set refereert aan een cultuur van handarbeiders en lagere middenklasse die al zwaar op zijn retour was toen Vandeputte in 1985 werd geboren. Vooral in het begin waan je je in de Dood van een handelsreiziger van drie jaar daarvoor, compleet met trenchcoats, slappe deukhoeden en Bernhard Droog als Willy Loman.

Vrijdag is gezet in een vergelijkbaar milieu, zij het in Vlaanderen. Maar voor Hugo Claus was die sociale omgeving niet de hoofdzaak. Het was simpelweg de wereld die hij het beste kende uit zijn eigen jeugd in het West-Vlaamse platteland, tussen Gent en Kortrijk, zijn basismateriaal als schrijver. De worstelingen van zijn hoofdpersonen hebben een universeler en tijdlozer karakter, zij ontstijgen verre aan Eke, Astene en Aalbeke. Incest, de olifant in hun kamer, is een thema zo oud als het theater zelf.

Claus’ Georges Vermeersch is een man met een, voor zijn afkomst, bovengemiddelde intelligentie en sensibiliteit. Maar datzelfde milieu heeft hem nooit geleerd die eigenschappen te hanteren. Na zijn terugkeer uit de gevangenis blijven ontroering en frustratie, beschaving en ontsporing om voorrang strijden. Vandeputte vergroot die innerlijke strijd uit. Stefan de Walle mompelt en stottert in Georges’ zachte momenten, schreeuwt en vecht in de harde. Alles ondersteund met een steeds heftiger motoriek van hulpeloze hoekigheid, waar je als toeschouwer onwillekeurig pijn in je rug van krijgt.

Net zo spelen Sallie Harmsen Christiane, en Vincent van der Valk Erik. In de sleutelscène van het stuk, een flashback naar het moment van de incest, stuitert Harmsen over het podium. Haar Christiane, die smacht naar een beetje passie en avontuur – ‘Het is hier zo stil!’ – , duwt en trekt aan haar vader, springt tafel en bank op en af, voert een malle act op in een regenjas. De enige die niet hoeft te overdrijven, is Ariane Schluter als de vrouw van Georges. Haar Jeanne blijft het dichtst bij onze eigen, alledaagse realiteit buiten het theater. A woman next door. Een verbindende kracht, en een welkom rustpunt ook, in deze drukke en lawaaiige Vrijdag.

Hij werkt waar het er echt toe doet, deze aanpak. Ook bij Vandeputte begrijpen wij waarom vader en dochter het met elkaar doen. Uit niet gestilde, en misschien wel onstilbare hunkering naar liefde, warmte, begrip, connectie. Ook hier kunnen wij Georges volgen in zijn verrassende gebaar van verzoening aan het einde. Er zitten ook enkele wonderschone momenten in deze voorstelling, in de overgangen van stil naar druk en weer terug, vooral. Deze overtuigingskracht-op-hoofdlijnen is een verdienste van de spelers, want Vandeputte heeft het hen niet gemakkelijk gemaakt. Vooral De Walle levert een krachttoer.

Maar hier en daar vliegt hun achtbaanrit ook uit de bocht. Het voornaamste bezwaar is de nadruk op de arbeideristische setting. Vooral Erik is teveel een karikatuur geworden; een white trash lefgozertje met al te nadrukkelijke maniertjes. Deze Erik werkt net iets te vaak op de lachspieren van het publiek. Vandeputtes keuze voor nostalgie overschaduwt daardoor het tijdloze van Vrijdag, de subtiele, gelaagde emoties van deze vier sympathieke ploeteraars. 

Foto: Kurt Van der Elst