‘Je zegt iets wat mensen al met je delen, dus wat is de zin ervan?’ In een verder leeg decor staat deze vraag geprojecteerd op een muur van schoenendozen. In Voor mijn kinderen onderzoekt Yannick Jozefzoon de zin en onzin van je mening verkondigen in het gepolariseerde maatschappelijke debat.

Wat onzeker komt de jonge man het podium op geschuifeld. Met zijn duimen in zijn zakken groet hij het publiek, zachtjes, bijna onverstaanbaar. Bij wijze van inleiding (‘Ik weet niet zo goed hoe ik moet beginnen’) vertelt hij het verhaal van een jonge man die op onverklaarbare wijze de zeldzaamste taal ter wereld heeft leren spreken, om zich vervolgens voor te stellen als ‘Kenneth’. Hij is, zo zegt hij, gevraagd om iets over Zwarte Piet te komen vertellen.

Het sterke aan de tekst van Koos Terpstra is de opbouw ervan. Voordat Kenneth zijn statements over de Sinterklaasdiscussie doet, introduceert hij zichzelf eerst uitvoerig: hij is een jonge, laagopgeleide man met een voorliefde voor design sportschoenen. Hij is ontwapenend in zijn passies en wekt gemakkelijk de sympathie van het publiek op. Als hij over zijn gekozen thema begint, blijken zijn denkbeelden echter hoe langer hoe problematischer: hoewel Kenneth expliciet racisme grotendeels vermijdt, zit zijn pro-Zwarte-Pietbetoog vol van nationalistische en xenofobe sentimenten.

Vanwege het feit dat de andere kant van de discussie steeds achter Jozefzoon op de schoenendozen wordt geprojecteerd – in korte zinnen wordt opgeroepen tot een toleranter en genuanceerder maatschappelijk debat – is de opzet al snel duidelijk: het is Jozefzoon en regisseur Floris van Delft erom te doen om de twee gepolariseerde uiterersten dichter bij elkaar te brengen. Het is daarom jammer dat het personage van Kenneth niet verder is uitgediept: na zijn persoonlijke introductie bestaat zijn tekst alleen nog uit een aaneenschakeling van alle bekende argumenten tegen de afschaffing van Zwarte Piet. Dat ondermijnt Voor mijn kinderen op twee manieren: niet alleen gebruikt Kenneth ook alle oliedomme of pertinent verwerpelijke redenen om voor het behoud van Zwarte Piet te willen strijden, waardoor zijn betoog makkelijk aan de kant te schuiven is, ook laten de makers de kans liggen om het personage te humaniseren. Het zou veel sterker zijn geweest om te laten zien waarom Kenneth denkt wat hij denkt, dan om hem een rationeel opgebouwde spreekbeurt te laten geven.

Uiteindelijk dringt Voor mijn kinderen niet ver genoeg door in hoofd, hard en onderbuik van de pro-Zwarte-Piet-strijder om de voorstelling echt gevaarlijk of ontregelend te laten worden. Ondanks het sterke spel van Jozefzoon, die zijn best doet om Kenneth een mens van vlees en bloed te laten worden, is het personage toch te veel een collage van internetargumenten. De makers slagen er daarmee niet in om de retorische vraag waarmee ze de voorstelling openen op een bevredigende manier te beantwoorden.

Foto: Jean van Lingen