In Voest, haar nieuwe voorstelling, is Nathalie Baartman nog altijd licht hysterisch, wereldvreemd en van het padje af. Gelukkig maar. Dat maakt haar tot een van die bijzondere, eigenzinnige cabaretiers die we moeten koesteren.

Het Bulgaarse lied, altijd een van haar merkwaardige handelsmerken, ontbreekt in Voest. Ze zingt nu een aantal in het Twents. Want dat is haar moedertaal. Ook dat verstaat menigeen niet, maar de passie maakt dat je vóelt wat ze zingt. De tutholajurk van weleer is verruild voor een rode jumpsuit. Die zie je nog weleens in Noord Korea en aan haar sprietige lijf doet het hansopje weinig moeite er meerwaarde aan te geven. De dans is deze keer woest, op eigentijdse muziek van Youssou N’Dour. Een concert van heavy metalband Rammstein blijkt een grote wens van haar te zijn.

De onaangepaste Baartman varieert op een aantal manieren op het thema dat al vele jaren haar voorstellingen kleurt: haar verlangen naar de kolenkachel, een appelpuntje met een geleilaagje en het touwtje uit de brievenbus. Dat wil zeggen: naar het gevoel uit die tijd. En die variaties zijn welkom, want je wil, zeker als Baartmanvolger, toch ontwikkeling zien.

De meeste van haar verhalen zijn ook nu weer boeiend en geestig. Soms schaamteloos. Ze weet als betrokken en geëngageerd cabaretier de grote thema’s van vandaag subtiel te mengen met haar persoonlijke belevenissen en gevoelens. Baartman is een rasvertelster die na een relatie, de geboorte van dochter Annie en wat omzwervingen door het land, is teruggekeerd in haar geboortedorp Borne. Die verhuizing heeft de onrust die zij buiten haar comfortzone aantrof ingedamd. Maar ook zij moet weer inburgeren en wennen aan de simpele structuren en de directheid in de omgangsvormen. Een proces dat ze afzet tegen de vluchtelingen in het AZC in de buurt, waar ze haar hulp aanbiedt. Maar wie heeft er eigenlijk hulp nodig?

Haar opening is fraai. Ze wil geen toekomst voor haar kind, maar een vroeger, zingt ze a capella: ‘ik wil vroeger ook voor jou, mijn kind; als in een prentenboek. Een beetje Ot en een beetje Sien en oma op de hoek.’ Ja, dat klinkt achterhaald, maar naar gelang Baartmans Voest (Twents voor ‘vuist’) vordert en ze de tijd waarin we leven erbij haalt, begrijp je dat verlangen en wordt het ook een beetje het jouwe. Alles verandert in razend tempo om ons heen, mensen voelen zich unheimisch, alles is beladen. Dat is niet normaal. We worden bedreigd in onze manier van leven en we willen ons vasthouden aan iets. Maar aan wat? De Nederlandse identiteit?

Je neemt haar verlangen naar die kolenkachel en dat appelpuntje mee naar buiten, omdat ze staan voor een tijd waarin de menselijke maat nog niet zoek was, we normaal tegen elkaar praatten, ons geborgen voelden en elkaar niet enkel wantrouwden. Baartman staat niet stil en blijft zoeken naar de voor haar beste mix van heden en verleden. En ze gelooft, zo zingt ze aan het slot, dat de zachte krachten zullen overwinnen.

Foto: Roos Gast-Schoneveld