Bij aanvang krijgt elke bezoeker een doosje oordoppen. Geen overbodige luxe, want Violet is een voorstelling die doet denken aan een stevig houseconcert. Met haar laatste voorstelling keert de Amerikaanse choreografe Meg Stuart terug naar de eenvoud. Zij het dat het lichaam dit keer niet leidend is, maar vooral de muziek en het licht. In Violet, een van haar meest abstracte werken, laat Stuart zich inspireren door grote gebeurtenissen als de tsunami in Japan en de Arabische lente.

Tegen de hoogglanzende, zwarte achterwand  staan vijf dansers op een rij. Links op het toneel zit muzikant Brendan Dougherty met computerinstallatie en drumstel. We bevinden ons in ‘toneel op toneel’ in de Stadsschouwburg Utrecht, op een ingehuurde tribune die flauwtjes omhoogloopt. Geen ideaal uitgangspunt voor Violet, een voorstelling waarbij je dicht op de dansers wilt zitten.

Geluid van water wordt ingewisseld voor opzwellende doffe basklanken. Met zijn soundscape drijft Dougherty de dansers op, al komen ze maar langzaam in beweging. Eerst tasten voorzichtig de handen de omgeving af, dan de armen. Het ziet er wat onwennig uit, want de hevigheid van het geluid loopt zeker niet parallel met die van de beweging. Alsof ze maar langzaam wakker worden, de dansers.

Aangekondigd door felle lichtflitsen veranderen de lichtstanden van de lampen, alsof je dan ineens zelf ook wakker wordt in dit eerste deel van Violet. Zwaaiende armen, schuddende hoofden, de lichamen van de dansers komen uiteindelijk in volle beweging. Schokkende torso’s stuiteren op de grond. Terwijl Doughtery oorverdovend doordramt, dringt eindelijk het lichaam zich ook op. Niet alleen dat van de dansers – Doughtery’s trillingen dringen ook diep door tot het lichaam van de kijker, geen oordop die dat tegenhoudt.

De structuur is los, de dansers van Stuart vullen zelf de beweging in. Eerder deze week confronteerde het koppel Eyal en Behal van Batsheva in House het publiek van Springdance ook met luide en opzwepende housemuziek. Terwijl de dans in House strak gezet was op het massieve geluid en bijna militante vormen aannam, laat Stuart haar dansers in het geluid verdrinken. Ze zijn slachtoffer. Pas als Dougherty zijn geluid stopt en de dansers in het witte licht frontaal voor het publiek staan, zien we hen weer.

In deel twee, dat aanvankelijk een minimaal geluid kent zien we een desolaat in zichzelf gekeerd landschap, met dansers die zich afwenden van het publiek. Op de achterwand reflecteert de beweging soms op het zwarte, fotoachtige materiaal. Het laatste deel van Violet kent een prachtig, veelkleurig, bijna tropisch licht. De muziek zwelt opnieuw aan tot een flinke beat. Nogal voorspelbaar rollen de dansers massaal over elkaar heen in een grote kluwen. Zwaaiende armen, draaiende torso’s en opnieuw de onverwachtse flits. Stilte. Verassend. Op die momenten spreekt Violet alle zintuigen aan en zit je aan het einde van het stuk weer rechtop in je stoel.