Het bandje Torso staat backstage te wachten, ergens in een achterafzaaltje in Bunnik, tot ze hun half uur durende setlist mogen spelen. Ze zijn de dertig gepasseerd maar repeteren nog wekelijks voor hun sporadische gigs. Voor de één is het een hobby, voor de ander een roeping, en de derde zit er nu eenmaal bij omdat er toch een derde bij moet. Eén ding hebben ze gemeen: hun bandje nemen ze, ook al zijn ze deze benefietavond nummer vijf in een waarschijnlijk flinke lijst, bloedserieus. We are Switzerland, geschreven door Lucas de Waard, sluit de première af van Vertigo: beat, theaterfestival voor jonge toneelschrijvers. Een avond die, met vier korte voorstellingen in een donker zaaltje met achterin een barretje, aardige parallellen heeft met een bandjesavond.

Vertigo is het jaarlijks terugkerend theaterfestival waar De Kosmonaut, productiehuis voor nieuwe theaterteksten, zijn seizoen mee afsluit. Na de twee vorige edities in Theater Branoul huisvest het festival sinds dit jaar in Theater aan het Spui. De theaterzaal is omgebouwd tot een minifestivalterrein: compleet met mainstage, ‘secret second stage’, een bar, polsbandjes en een merchandisekraam. Een jaar eerder deed De Kosmonaut een oproep aan jonge toneelschrijvers: schrijf een tekst waarvan je hart sneller gaat kloppen, en het onze ook. Dat resulteerde in vier voorstellingen tijdens Vertigo: beat.

Don’t beat yourself up about it van schrijver Daan Windhorst trapt af. De voorstelling begint als een dialoog tussen een (terminaal zieke) psychologe en haar patiënt. Het is een half uur durende woordenstroom, ritmisch en associatief. In het begin lijkt er zo nu en dan nog sprake te zijn van causaliteit, maar dat blijkt steeds maar schijn. Het is confronterend om te zien hoe de personages soms schuren tegen een gesprek, echte interactie en gelijkgestemdheid, maar dat daar uiteindelijk nooit sprake van is. In steeds mindere mate lukt het de personages hele zinnen te formuleren, losse flarden en woorden nemen het over, totdat de man uiteindelijk niets anders kan uitbrengen dan het woord ‘fruittaartje’, eindeloos herhaald. Daan Windhorst stelt een manier van communiceren ter discussie, waarbij kwantiteit het in hoge mate wint van kwaliteit. Hij doet dat met een grote taligheid en bij vlagen zeer geestige vondsten. Als de voorstelling eindigt in een ruim vijf minuten durende stilte, waarna de personages elkaar uiteindelijk toch vinden in een omhelzing, lijkt Daan Windhorst ons mee te willen delen dat, godzijdank, niet alles verloren is.

De voorstelling Papaver, geschreven door Ninke Overbeek, vertelt van het meisje Papaver, die de woestijn oversteekt, en Joe ontmoet. De voorstelling is het ene moment een poëtisch verslag van een wandeling in eindeloze zinderende hitte, dan is het weer als een soort koortsdroom: beelden waar moeilijk vat op is te krijgen, die aan je voorbij trekken. Met elektrische gitaren en zang voelt het allemaal nog meer aan als een trip, een delirium als gevolg van een zonnesteek. Met tal van referenties aan muziek, films en literatuur lijkt de voorstelling een beroep te doen op herinneringen en associaties van haar publiek, om de scènes betekenis te geven. Dat is mooi, maar daardoor is het ook een voorstelling geworden waarbij je met het gevoel blijft zitten dat je meer gemist hebt dan begrepen.

Als derde staat Aristokids van Iona Daniel op het program. Nadat de vader van Max en Lilian door een auto-ongeluk om het leven is gekomen, erven zij een fortuin en brengen ze hun dagen door met feesten geven, geld uitdelen en drinken. De auto waarin hun vader stierf laten ze naar de bovenkamer takelen. De huis-DJ die ze hebben ingekocht noemen ze Vince. De uitgangspunten zijn helder, de taal is zowel poëtisch als concreet, haar ingevingen lekker absurd. Iona Daniel toont een doorgeslagen tijdgeest in een drama waarin het niet alleen tussen de personages steeds meer broeit, maar waar bij de personages ook over zichzelf de twijfel steeds meer toeslaat. Ze krijgt het voor elkaar om met dynamische scènes en een hoog tempo, een gevoel van eindeloze verveling over te brengen.

Uiteindelijk mag Torso het podium op, het fictieve bandje dat centraal staat in We are Switzerland van Lucas de Waard. En het is rock-’n-roll, op de meest lullige manier. In mum van tijd weet de schrijver drie personages te scheppen waarvan je wel moet houden. Alle drie zijn ze even lief als dat ze zichzelf belangrijk vinden. De band staat te wachten tot ze mogen spelen, in een inwisselbaar klein zaaltje in een inwisselbare, kleine plaats. Ze geven af op de andere bandjes (met namen als The wizards of Oss) en twijfelen of hun nummer Monsters of emo op de setlist moet. Maar tussen al deze belangrijke zaken door zien we drie personages die, de dertig inmiddels gepasseerd, uit gewoonte samenkomen maar elkaar eigenlijk allang uit het oog hadden moeten zijn verloren.

We are Switzerland heeft bovendien de grapdichtheid en het aardse wat het soms wel erg serieuze festival goed kan gebruiken.

(We are Switzerland – Lucas de Waard, foto: Joris-Jan Bos)