Theater dat poppen, voorwerpen en afbeeldingen de hoofdrol geeft, heeft een eigen festival: het Pop Arts Festival. Een eigen opleiding laat nog op zich wachten. Wel is er al een eigen proeflaboratorium. De avond Vers bloed laat alvast drie voorstellingen zien waar nog aan wordt gesleuteld.

De eerste presentatie is van Mirthe Dokter met Kijk, ik zoek! (6+). Haar voorbeeld is Charlotte Salomon, die met het schilderen van gouaches van haar leven een theaterstuk maakte. Met een overheadprojector en een geluidsband laat Dokter zien hoe een vluchteling zijn eerste stappen buiten een AZC in Nederland ervaart. We zien huizen en verlichte ramen. Soms klapt er een deur open of verdwijnt er een muur, waardoor we binnen kunnen kijken. Tegelijkertijd verft ze met verf en kwasten op het projectiescherm. Ze schildert onophoudelijk voetstappen, contouren van mensen, verlichte ramen en huizen. Haar gezwoeg en de beelden die ze maakt vloeien ineen. Het enthousiasme waarmee ze in haar verhaal opgaat werkt aanstekelijk en intrigeert.

De tweede presentatie heet Portals en is van Firma Draak. Firmanten Nick Bos en Mathieu Wijdeven bewegen in en om een grote kubus. Al naar gelang wat ze ermee doen is die kubus een jeugdhonk, eettafel, televisie en danskooi. Een kwestie van perceptie dus. De boodschap van wisselend perspectief wordt onderstreept door van de kubus een ruimteschip te maken en aan de hand van een ruimtewandeling de relativiteitstheorie van Einstein uit te leggen. Maar er is nog een relativiteit, dimensie, perceptie of hoe je het maar wilt noemen. Tússen de beide acteurs speelt zich ook het nodige af: competitie, samenwerken, dansen, aanvullen en uitsluiten, al naar gelang, tsja, het perspectief . Bos heeft daarbij een T-shirt aan met daarop de tekst ‘George’ en Wijdeven eentje met ‘Gracey’. De bezoekers moeten bij het binnenkomen allemaal ook een T-shirt met ‘Gracey’ danwel ‘George’ erop aan, wat dan weer heel makkelijk de zaal in twee kampen kan verdelen. Als je daar gevoelig voor bent. Alweer die perceptie, dus.

Het besef van relativiteit bij de toeschouwer wordt in de laatste presentatie nog meer op de proef gesteld met Dat wat het is, door Sanne Lips en Liesje Knobel. Die presentatie begint met een inleiding door Knobel. Zij en Lips stellen vragen als: ‘als een robot doet alsof hij danst, danst hij dan ook echt?’ Op zoek naar het wezen van de robot komen ze op het wezen van de mens en op welk dansen nu echt is. Daarbij stuitten ze op het gedicht Een meisje van Toon Tellegen. De eerste strofe daarvan luidt: Ze wacht/ Nee, denkt ze, ik wacht niet, ik dans./ en ze besluit het wachten geen wachten te noemen, maar dansen, dansen door de hele wereld. De grenzen tussen haar binnenwereld en buitenwereld vervagen. Wat is nou Dat wat het is? We zien na deze inleiding een ‘eindproduct-tot-nu-toe’ van hun work-in-progress. In een video zien we hoe ‘danseres’ Roma Koolen reageert op een steeds groener wordende kamer. Koolen danst niet, de kamer laat haar dansen. In het nagesprek vertelde Knobel dat ze zich realiseerde heel fundamenteel en deconstructivistisch bezig te zijn, dat het veel tijd en aandacht vroeg en dat het project met kleine stapjes vorderde. Maar tegelijk was het zo interessant en fundamenteel dat ze ermee doorgaan.

De drie presentaties in Vers bloed laten zien dat de mogelijkheden van objecttheater nog lang niet allemaal uitgedokterd zijn en dat makers zich niet door hokjes, categorie-indelingen en labels laten beperken. Hun zoektocht is vallen en opstaan. De avond Vers bloed, eenmalig in een klein zaaltje van het Ostade A’dam, verleidde ze om alvast even uit het repetitielokaal te komen. De avond was een try-out, laboratorium, opstapje, proeftuin – al naar gelang je perceptie – op hun vastberaden weg naar een eindproduct. Maar bovenal was het nog een warm bad, met een betrokken en welwillend publiek.

Foto Kijk, ik zoek! – Mirthe Dokter