Carnaval, dat is ‘seizoensgebonden extase’, zoals professor van de Katholieke Universiteit van Lanaken, de heer Rudi Videc, verklaart. En bariton en operazanger Sef Thissen legt uit dat het dragen van maskers, waarmee men in de dertiende eeuw begon, de ‘anonimiteit waarborgt waardoor men zich ongehinderd te buiten kan gaan’. Sinds zestig jaar bestaat er in Limburg, aan de vooravond van carnaval, het Vastelaovondconcert, uitgevoerd door de Philharmonie Zuidnederland met Raymond Spons als dirigent. André Rieu zette de traditie in die de bezoekers een royale avond biedt met hoogtepunten uit de opera’s van Mozart, Donizetti, Johann Strauss, Rossini, Verdi en fraai, ingetogen gebracht, het Capriccio Italien van Tsjaikovski.

Het Venetiaanse carnaval is leidraad en inspiratiebron. Regisseur Hans Trentelman van Toneelgroep Maastricht projecteert op de achterwand van de schouwburg, in dit geval die van Heerlen, reusachtige kleurrijke foto’s van vrouwen wier gezicht op geheimzinnige wijze schuilgaat achter een rijk gedecoreerd masker, glinsterend van goud- en zilverdraad. Ook uitbundige carnavalfoto’s met uitgedoste carnavalisten komen voorbij, afgewisseld met stemmige en sfeerrijke beelden van het Zuid-Limburgse landschap.

In het programmablad schrijft ‘sjtadsprins’ van Heerlen, Joris-I Oberendorff, over ‘sjoenkelen op de klanken van Wiel Knipa of meezingen met de ‘hendjes’ in de lucht op de klanken van de Toddezek. Samen met vrienden ‘sjpas en plezeer beleven’. Maar in de schouwburg kwam pas na de pauze de klappende en meezingende sfeer erin. Voor degene die van boven de rivieren komt, is dit Vastelaovondconcert beslist een verrassing, al was het maar doordat de avond met vaste hand is geregisseerd en de sensatie van carnaval vooral laat spreken uit de muziek. De aria ‘Non piu andrai’ uit Mozarts Le Nozze di Figaro was een muzikaal hoogtepunt, evenals het door groot koor gebrachte ‘Va pensierro’ (beter bekend als het ‘Slavenkoor’) uit Verdi’s Nabucco.

Terug naar de professor, Rudi Videc, een fervent spreker op narrenfeesten, bijeenkomsten van het genootschap de Blauwe Schuit (‘Blauwe Sjuut’) en meer carnavaleske arrangementen. Met bewust professorale onhandigheid en bijbehorende dictie nam hij de toeschouwers mee door de geschiedenis van betekenis en vertier van carnaval. Het telkens herhaalde ‘Uit onderzoek door onze universiteit, de KUL, is gebleken dat…’ kreeg steeds meer weerklank van zinloosheid: uit onderzoek is namelijk óók heel veel onzin gebleken, en wie controleert de zelfbenoemde onderzoekers? Dat was de diepere strekking van dit professorale betoog, gebracht met de juiste zelfverzekerdheid. Zijn beschouwing over de innige band tussen carnaval en alcohol is onweerstaanbaar. Navertellen is onmogelijk, dat zou geen recht doen aan de combinatie van humor en ernst.

Het Vastelaovondconcert heeft geen andere intenties dan de toeschouwers een eerder stemmige dan uitzinnige openingsavond te bieden van het carnaval. Onder het publiek bevinden zich tal van gekostumeerde bezoekers en de orkestleden dragen aan het slot allen een masker. Het theatrale effect daarvan is groot. We wanen ons een moment in het carnaval van Venetië.

Foto: Rob Nijpels