‘Er is een gezelschap dat Maatschappij Concordia heet. In het nieuwe seizoen spelen ze Tsjechovs Drie zusters; deze drie vrouwen komen fijn en met gerust hart in Moskou aan. Ook Romeo en Julia van Shakespeare staat op het toekomstige repertoire. Twee jonge geliefden houden van elkaar en hun wederzijdse families geven een spetterend huwelijksfeest. En Antigone uit de gelijknamige tragedie mag van haar boze oom Kreoon haar broer begraven, al was hij een staatsvijand.’ Zo ongeveer luidde een vrolijk-feestelijke tekst die een van de spelers van het gezelschap De Theatertroep uitsprak rond middernacht, of zelfs nog later, in de Rabozaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg en de Melkweg als onderdeel van het festival Helemaal Melkweg.

In deze korte speech zit alles verweven wat De Theatertroep zo bijzonder en uniek maakt in het theaterlandschap. Allereerst de verwijzing naar Maatschappij Discordia, waarvan deze groep spelers een afgezant is. Bovendien de omkering van het tragische op het toneel naar een happy end. Tot slot de talrijke verwijzingen naar de toneelliteratuur. Met de zogenoemde plak-en-knipdramaturgie scheppen zij een geheel nieuwe stijl van ensceneren, die deels geënt is op Discordia.

Het publiek laten wachten en het getuige laten zijn van het gerommel van het opbouwen van het decor, het inpluggen en stemmen van de instrumenten door de muzikanten, het almaar niet beginnen terwijl de voorstelling feitelijk allang begonnen is, het nauwelijks verstaanbare praten, het gedoe achter de schermen dat gedoe voor de schermen wordt: dát zijn de stijlkenmerken van De Theatertroep en van al haar voorstellingen, ook die van Troupe en nuit VIII. Dat ze voor het eerst in de Rabozaal spelen geldt als een historisch moment.

Hoe groot het podium ook is, inclusief bar, het plankier dat als speelvloer dienst doet is smal en klein. Voor en achter de gordijnen die uit de hoogte komen aangezweefd brengen de spelers allerhande vaudeville-achtige sketches met verwijzingen naar Herman Heijermans, Annie M.G. Schmidt, Beckett en meer. Heerlijk is de act geïnspireerd door Het fluitketeltje van Schmidt. De acteur en actrice dragen gele regenkleding, waarom, dat is een raadsel. Maar het werkt. Op een elektrisch kookplaatje staat een fluitketel. Ze zingen: ‘Meneer is niet thuis en mevrouw is niet thuis, / het keteltje staat op het kolenfornuis, / de hele familie is uit, / en het fluit en het fluit en het fluit túúúút.’ Juist als het lied af is, begint het keteltje daadwerkelijk te fluiten.

Nog een briljante scène is die uit Pitten (1918) van Herman Heijermans, een fantastische schets over luie toneelspelers die afhankelijk zijn van hun souffleur Ritman. Zonder souffleur geen première. ’t Barre Land speelde deze schets al eerder, in 2006 in het Utrechtse Theater Kikker. Het knappe van zowel tekst als uitvoering is dat de toeschouwer live het ontstaan van een theatervoorstelling bijwoont: de irritaties tussen regisseur en spelers, de jaloezie tussen de actrices die zichzelf allebei van het eerste plan beschouwen, het gebruik van zichtbare effecten als een windmachine en donder en bliksem. Toch ontstaat, in deze wanorde, zoiets als een toneelvoorstelling. Dat de kostuums uit de hoogte op de speelvloer vallen is ook al zo’n mooi magisch moment.

Deze extreem losgezongen dramaturgie kent nadelen. Een theatrale setting waarin alles mogelijk is heeft als bezwaar dat de spanning wegebt. Dan lijkt het of elke speler zijn of haar persoonlijke act mag doen, en daarmee is de kous af. Elke act is op zich bijzonder en bijna altijd briljant, toch zoek en verwacht je als toeschouwer samenhang, opbouw. De spelers van De Theatertroep zijn in eerste plaats onderzoekers naar de mechanismen van het toneel, net als Discordia. Tot een wezenlijk kenmerk van theater hoort structuur. Dat blijkt wonderwel uit die parel van het fluitketelliedje van Schmidt: als het lied ten einde is, gaat de ketel fluiten. Dat is knappe timing. En dus besef van structuur.

Ondertussen is het in de Rabozaal ver na middernacht. Dat geeft ook weer een bepaald cachet. Theater trekt zich van de tijd niets aan.