Get Lost, de benaming van een serie bijzondere theater- en dansvoorstellingen uit verre oorden, is in het geval van A tranquil star wel heel toepasselijk. Veel meer lost dan dit zal het niet snel geraken.

De Indonesische choreografe Fitri Setyaningsih deed inspiratie op bij een vissersvolk op Sulawesi, maar de zes klassiek geschoolde Javaanse dansers hadden ook prima van een andere planeet kunnen komen.

De vervreemdende toon is direct gezet: vijf dansers staan in zwarte uniseks jurkjes, en met blauwe make-up, blauwe lippenstift en witte opplakwimpers roerloos op een kluitje op het toneel. In hun handen hebben ze een lichtgevend ei. Ze worden overtroefd door een dame in het rood bij wie vijf knalgele meetlinten uit haar mond lopen.

De bewegingen zijn uiterst traag, maar heel precies – zelfs het knipperen met de ogen is gechoreografeerd. Als mechanische opwindpoppetjes schuifelen ze over het toneel, of wiegen naar voren en naar achteren, waarbij de oogleden steeds open klappen, als babypoppen met slaapogen.

Er gebeurt weinig maar toch (te) veel. Waar is die ene dansers naartoe verdwenen? Sinds wanneer ligt die andere danser eigenlijk op de grond? De soundtrack van Sigit Pratama, die doet denken aan het gesuis in je oren na een oorverdovende knal, benadrukt het gevoel van vervreemding.

Bijzonder is het allemaal zeker. Toch mis je naarmate de voorstelling vordert de vervoering. De diepere laag die je het stuk binnentrekt en je laat nadenken over je eigen plek in de wereld of, zoals de titel doet vermoeden, zelfs in het heelal. Je blijft je bewust van waar je bent: deze zaal, deze aparte dans, met deze aparte figuren. En een hele hoop ijsblokjes.

Dat de blacklight scènes aan het einde niet zo sterk zijn als het openingsshot helpt ook niet erg mee; bijna al het andere wit in de zaal licht op, behalve de spierwitte wimpers en albinokonijntjes.

Met minimale middelen schetst Setyaningsih een wonderlijke wereld. Helaas ben je na veertig minuten wel uit verwonderd.

Foto: Afrizal Malna