Elk jaar creëert Frascati een productie met jongeren in het kader van het jongerenfestival Breakin’ Walls, sinds kort doet het theater dit in nauwe samenwerking met Likeminds onder de noemer Factory. Dit keer was het de beurt aan regisseur Thijs de Wit, een van de leden van het multimediacollectief Pipslab.

Frontaal en staande op een rij kondigen ze zichzelf aan, zichzelf en de rol die ze spelen. There will be light start boordevol ironie; de autobiografie van de speler en de rol worden gevat met elkaar verbonden. ‘Wij zijn de soldaten,’ kondigen twee meiden aan en we hebben een probleem met Zwarte Piet. Wat hun probleem is komen we die avond niet te weten, wel hebben deze twee speelsters cultureel diverse roots en wordt daar in het stuk flink mee gegrapt. In There will be light worden veel gegevens sceptisch geduid, niets wordt echt uitgelegd of beargumenteerd.

Centraal staat de Griekse klassieker Aias van Sophokles, een stuk waarin Aias na de val van Troje de dood van zijn held Achilles wreekt. De voorstelling voert twaalf personages op en een schaap, ze zijn direct of zijdelings verbonden zijn met de wraakactie van Aias op Odysseus. Uiteindelijk wordt deze door de godin Athene geparadeerd en pleegt Aias zelfmoord. De Wit bundelt al die gegevens door zijn twaalf spelers het verhaal te laten samenvatten in een reeks beelden, de tableaus worden ter plekke gefotografeerd en omdat zich dit alles in het halfdonker afspeelt, zien we het uiteindelijke plaatje pas echt goed als het geprojecteerd wordt op het scherm. There will be light kent veel van dit soort vluchtige effecten.

Die vluchtigheid kenmerkt de wereld van jongeren van nu. Al is het natuurlijk ook het clichébeeld dat van hen bestaat, want leven we niet allemaal in een wereld waarin vluchtige politiek heerst en aan een enkel woord meer waarde wordt toegekend dan aan een hele zin. There will be light speelt daarmee, ook met die woordpolitiek, want zwaaiend met hun lichttorches – of zijn het lichtzwaarden – kunnen de spelers niet alleen live tekenen en kleuren op het scherm, ook worden er woorden geprojecteerd die in de lucht worden geschreven. Het zijn ingenieuze en interactieve computerprogramma’s die na vijftien jaar nog steeds de signatuur van Pipslab bepalen. Die visuele en speelse lichtexperimenten sluiten goed aan bij de jongerencultuur en Pipslab was dan ook al eerder vaste gast van het festival, in die zin is de keuze voor De Wit weinig verassend.

Met een grote groep jonge acteurs een dramatisch Grieks tragedie body geven is geen sinecure, zeker als snelle beelden moeten worden afgewisseld met tekst en elke speler in het lange rouwproces rondom Aias’ dood  ook aan bod moet komen. Dikwijls zijn die teksten geestig, maar even vaak vertragen ze de aanvankelijk ingezette snelheid. Het is nog zoeken naar een juist ritme en evenwicht. Leuk zijn sommige vondsten, zoals de helm die wordt aangekondigd als een van de belangrijkste objecten in het stuk. Lang is onduidelijk waarom, tot tegen het einde op het slagveld een van de jongeren uit de kleren gaat en het hoofddeksel krampachtig voor zijn edele delen houdt.

Goed zijn de grote beelden die De Wit  creëert, zoals het slagveld en het avondmaal dat live verdubbeld wordt op het scherm en waarmee het gezelschap hippe schilderijen maakt.  Maar het zijn vooral die kleine ingrepen, de persoonlijke anekdotes en de gimmicks die deze voorstelling ‘kleuren’.

Foto: Maeve Stam