Nee, God komt niet voor in de gedanste versie van het Oude Testament, het boek der boeken, het verhaal der verhalen. Het Oostenrijkse gezelschap The Loose Collective brengt tijdens Julidans een voorstelling met de ambitieuze titel The Old Testament According To The Loose Collective. De groep is samengesteld uit dansers, muzikanten en tekstschrijvers en vormt geen homogeen gezelschap; de leden ervan werken ook elders.

De zeven performers zijn gekleed in wijdvallende, zalmroze kostuums, allemaal gelijk. Een keur aan gitaren, van akoestisch tot elektrisch, staat langs de achterwand. Onmiskenbaar dringen zich associaties op aan gospel, en ook aan de jaren zeventig met musicals als Hair en Jesus Christ Superstar. Ik had het idee teruggeschoten te worden in de tijd. En is het terecht dat deze uitvoering op Julidans staat? Dat is betwistbaar. Het dansaandeel is betrekkelijk beperkt en dient vaak als illustratie bij de tekstfragmenten uit de bijbel. In de scène over de Drie Wijzen uit het Oosten die de ster volgen naar Betlehem nemen de dansers een gekromde houding aan. Ze spreken trouwens niet over een ‘ster’ maar een cloud, een wolk: ‘Why do we need to follow a cloud?’

De voorstelling opent met de telkens herhaalde zin ‘It was good’, die zeven keer in Genesis voorkomt, telkens nadat God een dag heeft geschapen en ziet dat het ‘goed is’. Tot verrassing klinkt daarna het ontluisterende ‘And, behold, it was corrupt’, wat vijf hoofdstukken verder in Genesis staat. De wereld is goed en de wereld is slecht: dat zijn dus de pijlers van deze uitvoering. In het bewegingspatroon dat hoort bij het boek Genesis kunnen we geboorte herkennen: de dansers dragen elkaar op de rug, ze komen te voorschijn tussen elkaars benen, ze kronkelen door elkaar en komen langzaam tot leven. Vervolgens barst de gitaarmuziek los, niks anno 2014, helemaal seventies. Bij de voorstelling is een libretto gevoegd waarin de citaten uit de diverse bijbelboeken staan waaruit de makers hebben geput. Ongemeen humoristisch is het verbale gevecht dat een van hen aangaat met een denkbeeldige godgeleerde: ze slaan elkaar niet met echte quotes om de oren maar slechts met de verwijzing naar de verzen. Fraai is ook het lied dat klinkt als een gospel over mensen die de wildernis verlaten.

De vraag blijft klemmen: wat wil de voorstelling ons zeggen? Dat is lastig te benoemen. Door de sample-methode krijgt de toeschouwer slechts citaten te horen en geen samenhangend verhaal. De bijbel is rijk aan opsommingen en daaraan passen de spelers zich aan: ze geven niet alleen de lijst van bijbelse namen, ook van de voornamen van de toeschouwers. Dat is een aardige manier om het publiek bij de voorstelling te betrekken. Aan het slot probeert een van de spelers een verregaande vorm van publieksparticipatie te veroorzaken door ons ertoe te verleiden mee te zingen, maar dat lukt niet. Het Amsterdamse publiek is óf te onwillig óf de acteur vindt niet de juiste toon om het meezingen als in een kerk gedaan te krijgen.

Ik denk dat het laatste het geval is. De betrekkelijke wanhoop van de acteur lijkt enigszins exemplarisch voor de voorstelling: door de losse, eclectische vormgeving is het niet mogelijk werkelijk in de voorstelling te komen. Lied wisselt af met muziek, dans met een stuk tekst, publieksparticipatie met ingekeerd spel. Het lied aan het slot klinkt wel als een meezinger, ‘Is there any taste in the white of an egg?’ uit het boek Job. Dat is een vraag die drama in zich sluit, zoals het boek Job trouwens een geweldig dramatisch verhaal is. Maar drama ontbreekt bij The Loose Collective. De performance biedt geen greep op het Oude Testament, het is eerder een reeks vrije associaties die soms boeiend en herkenbaar zijn, vaak nogal arbitrair. En vooral heel erg retro.

Foto: The Loose Collective