Op een kale, lege Bühne verschijnen zes mannen – twee witte Duitsers en vier zwarte Afrikanen. Groepsgewijs bewegen ze over het podium, aanvankelijk zonder iets te zeggen. Dan, als de groep pal voor het publiek halt houdt, verbreekt Hauke Heumann hun stilzwijgen: ‘De aanklager.’ De zes lopen naar achteren en beginnen zachtjes synchroon te wiegen. Staand, van links naar rechts. ‘De advocaten van de verdediging.’ Weer verplaatst de groep zich. De achterste rij beweegt de armen boven het hoofd en weer naar beneden, de voorste rij leunt en profil naar achteren. ‘De rechters.’ Zo begint The International Criminal Court, de theatrale verbeelding door de Duitse theatermakers Monika Gintersdorfer en Knut Klaßen van het Internationaal Strafhof in Den Haag. Dans, tekst, zang en muziek zijn hun media.

De voorstelling duurt meer dan twee uur zonder pauze en kent geen noemenswaardige dramatische opbouw. Wilde Afrikaanse dans en spreekzang worden afgewisseld met lange monologen, van en over de vijf verdachten van oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid die tot dusver voor het Strafhof zijn verschenen – allen zwarte Afrikanen uit Congo en Ivoorkust. Toch ondergaat het publiek een verbluffende ervaring. De Afrikaanse acteurs spreken Frans, dat Heumann steeds in het Engels vertaalt, een Strafhof-tolk gelijk – Frans en Engels zijn de voertalen van het hof. Zelf geeft hij tekst en uitleg over de complexiteit van de procedures in Den Haag. Enthousiast, bijna struikelend over zijn woorden, als een nerd die vertelt over een onbegrijpelijk computerprogramma dat hij zelf heeft ontwikkeld.

Door zijn dubbelrol fungeert Heumann als het gewricht van de voorstelling. Maar de Afrikanen doen in charisma niet voor hem onder. Gotta Depri vertelt over Bosco Ntaganda, de Congolese rebellenleider die zichzelf vrijwillig gevangen liet nemen om zijn berechting in Den Haag te ondergaan. Ntaganda is vermoedelijk analfabeet; begrijpt hij zijn proces wel? En zelfs nu hij vastzit blijft hij onverminderd populair in Congo. Destabiliseert zijn aanhouding het democratisch proces in dat land? ‘Denk u eens in,’ houdt Depri het publiek voor, ‘dat Mark Rutte of Diederik Samsom wordt opgesloten en berecht in een ver land. Hoe zou u dat vinden?’ En waarom Ntaganda wel en zovele anderen niet, vraagt Papy Mbwiti zich hardop af. ‘Er zijn minstens honderd oorlogsmisdadigers in Congo actief, en ze plegen allemaal dezelfde vergrijpen: massamoord, massaverkrachtingen van vrouwen van zes tot zeventig en massale rekrutering van kindsoldaten.’

Het Strafhof werkt volgens een verticaal model: een rechtbank in het Westen, gemodelleerd naar een westerse opvatting van rechtvaardigheid, die een paar verdachten uit arme, chaotische landen naar Den Haag opzuigt om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen aan de wereld. Misschien is een horizontaal model beter, suggereert Mbwiti: een rechtbank in of nabij Congo, herkenbaar en toegankelijk voor de Afrikanen, die alle beulen inrekent en berecht. Plotseling herkent het publiek de verticaal en horizontaal gestrekte armen en lichamen van de acteurs aan het begin: zo preludeerden zij op Mbwiti’s modellen.

Zo ook laten Gintersdorfer en Klaßen alle dilemma’s passeren van de internationale strafrechtspleging. Is het Siegerjustiz (overwinnaarsrecht), zoals de berechting in Neurenberg van de hoogste nazi’s na de Tweede Wereldoorlog? De grote wereldmachten – de VS, China en de Sovjet-Unie – weigeren zich aan het Strafhof te onderwerpen. ‘De verliezer is nooit de rechter, maar altijd de verdachte,’ zou Nazi-leider Hermann Göring hebben gezegd tijdens zijn proces – hier wordt hij instemmend geciteerd door een zwarte Afrikaanse acteur. De spelers laten zien hoe in Congo ‘recht’ wordt gesproken. Wordt in een dorp in de jungle iemand vermoord, dan speelt de dorpstovenaar voor aanklager en rechter tegelijk. Hij verlaat zich op een meisje, dat in een kronkelende trance spreekt met de stem van het dode slachtoffer. Vervolgens moeten alle mannen van het dorp over een doodskist heen springen. Degene die struikelt, is de dader. Voor een westers publiek is dat een weinig aanlokkelijk alternatief.

Of geeft het hof juist de slachtoffers een stem? Dietrich Kuhlbroot gelooft het laatste. De tachtigjarige voormalige Duitse officier van justitie betreedt als enige amateur het podium – een hoogtepunt in de voorstelling. Zijn passie maakt zijn gebroken Engels, waarvoor hij zich herhaaldelijk verontschuldigt, meer dan goed. Hij vertelt hoe Duitsland na het Neurenberg-proces zelf zeker twintig jaar lang niets meer ondernam om zijn eigen oorlogsmisdadigers te berechten. ‘Nazi’s keerden gewoon terug op hoge maatschappelijke posities. Het volk vond het best, het wilde niet aan de oorlog herinnerd worden.’ Kuhlbroot klaagt in 1963 een Hamburgse wethouder aan, die tijdens de Tweede Wereldoorlog euthanasie heeft laten plegen op drieduizend Duitse zwakzinnigen. Het wordt een fiasco. De pers keert zich onmiddellijk tegen hem en een expert verklaart dat de aanklacht ‘te lang’ is, waardoor de verdachte de tekst ‘niet kan bevatten’. De man wordt vrijgesproken. Kuhlbroot sluit af met een verzuchting: ‘Hadden wij toen maar een Internationaal Strafhof gehad, dan was het anders gelopen.’

The International Criminal Court besluit met de woorden die de meest recente gevangene van het Strafhof voor zijn rechters uitsprak: Laurent Gbagbo, de gevallen leider van de Ivoorkust. De Ivoriaanse acteur Franck Edmond Yao vertolkt hem als een vos die zijn dictatoriale streken nog moet afleren. Gbagbo vertelt hoe hij onder valse voorwendselen naar het vliegveld van de hoofdstad Abidjan werd gelokt, waar hij meteen in het vliegtuig naar Den Haag werd geduwd. Een kinderachtige vertoning, vindt de dictator. ‘Als u open was geweest over uw plannen met mij, had ik u kunnen helpen.’ Achter Gbagbo’s grijnzen en spottende houding maakt Yao een sinistere ondertoon voelbaar.

Tijdens een nagesprek, geleid door Chris Keulemans, en na afloop daarvan vertellen Gintersdorfer en Klaßen meer over hun modus operandi. Met een kerngroep van vaste acteurs maken zij vele voorstellingen per jaar – The International Criminal Court ontstond in een maand en een paar dagen. ‘Zij slaan de grote lijnen er bij ons in met een zweepje,’ grapt Ted Gaier, lid van de kerngroep. Vervolgens maken de acteurs hun eigen teksten. ‘Wij kunnen snel schakelen omdat wij geen perfectionisten zijn,’ legt Gintersdorfer uit. ‘Wij brengen voorstellingen in ruwe vorm en ontwikkelen die desgewenst verder tijdens de toernee.’ Laurent Gbagbo sprak het Strafhof in december toe, Bosco Ntaganda werd pas in maart gearresteerd. Gintersdorfer/Klaßen, zoals de groep heet, verwerkt zulke actualiteiten moeiteloos in een voorstelling die al draait – The International Criminal Court ging op 26 april in première in Bremen.

De thema’s van de groep worden bepaald door de persoonlijke hang-ups van regisseurs en vaste acteurs. ‘De meeste van onze voorstellingen draaien om interculturaliteit, religie en showbusiness,’ zegt Gintersdorfer. ‘Maar we hebben er laatst ook een gemaakt over psychoanalyse.’ Ze haalt haar spelers overal vandaan. Mbwiti, in Congo een geziene acteur, ontmoette ze tijdens een theaterfestival in Kinshasa. Yao recruteerde ze nadat ze hem had zien optreden in een ‘commerciële performance’ in een winkel ergens in Duitsland. ‘Ik vond hem bijzonder, er ging een enorme kracht van hem uit.’

The International Criminal Court is voorlopig nog één keer in Nederland te zien – vandaag, in Frascati, zonder nagesprek deze keer.