Voor het vierde jaar op rij brengt Tjitske Reidinga de zomer door in het DeLaMar Theater. In de warmste periode van het jaar wordt zij dit keer omringd door een achttal acteurs. Terug naar toen heet het stuk dat in de markt wordt gezet als een zomerkomedie. Die term lijkt te moeten verhullen wat dit toneelstuk in feite is: een klucht.

De Britse auteur Michael Frayn (hier vooral bekend door filosofisch-politieke stukken als Kopenhagen en Democraten) schreef Donkeys’ Years midden jaren ’70. Vertaler Kees Prins gaf de klucht de eenduidiger titel Terug naar toen. In zijn bewerking actualiseerde Prins het stuk en schreef het naar de Nederlandse situatie toe. En passant voegde hij er nog een eindmonoloog aan toe, die de klucht wat diepgang moet geven.

Het basisgegeven is een schoolreünie. Na 25 jaar keren zes mannen terug naar het chique instituut Berkenrode (gemodelleerd naar Nijenrode) waar ze intern hun studiejaren hebben doorgebracht. Ze worden ontvangen door huismeester Beckers (Hans Leendertse), die hun oude kamer voor hen gereserveerd heeft.

Alles is bij het oude gebleven. Goed, ze zijn allemaal ouder geworden, maar als ze elkaar zien, verwonderen ze zich in ongemakkelijk gebeuzel over het feit dat ze nog precies hetzelfde zijn. De één werd staatssecretaris van onderwijs (ik snij subsidies weg), een ander uroloog (ik snij prostaten weg).

Verder loopt er een medewerker van de staatssecretaris rond (Frederik Brom), een journalist van de pagina Privé van De Telegraaf (Martijn Nieuwerf), een universitair docent (Guy Clemens) en een medewerker van de dierenambulance (Will van der Meer). Het stel wordt gecompleteerd door een buitenstaander: de wat wereldvreemde dunne darm-bacterioloog Pieter Stips (René van ’t Hof), die toentertijd tot zijn grote frustratie in een pension buiten het instituut moest wonen.

De reünie wordt georganiseerd door Rosalie van Rooij, de slechtziende echtgenote van de directeur van Berkenrode. Vijfentwintig jaar geleden was zij de enige vrouw die studeerde aan het instituut en de love interest van alle studenten. Daar ging zij gretig op in, maar inmiddels is zij de representativiteit zelve. Nu moet zij alle reünisten, voor wie zij nog altijd de vroegere campusslet is, van zich af houden. Rosalie heeft daarnaast nog iets anders aan haar hoofd: ze is in nerveuze afwachting van haar toenmalige grote liefde: Robbie d’Anjou.

Na de introductie ontpopt Terug naar toen zich in het tweede bedrijf al snel als een klucht: misverstanden, verkleedpartijen, persoonsverwisselingen, dronkenschap, letterlijke onderbroekenlol, gooi- en smijtwerk – waarin het decor (Thomas Rupert) het moet ontgelden – veel hysterisch gedoe met deuren en uiteraard moet Rosalie verstopt worden.

De actie in een klucht wordt voortgestuwd door karakters die iets te verliezen of te verbergen hebben. Hier zijn dat de staatssecretaris en Rosalie. Peter Blok, die de regeringsfunctionaris gestalte geeft, en Tjitske Reidinga spelen die paniek uitbundig, zoals het goede kluchtspelers betaamt.

Naast deze twee acteurs zijn het vooral Dick van den Toorn als uroloog en René van ’t Hof die deze voorstelling maken. Van den Toorn speelt de uroloog genuanceerd grappig, ongrijpbaar en een tikje subversief. René Van ’t Hof oogst bulderend gelach als hij van zijn frustratie een hilarisch mimenummer maakt.

Ondanks dat Terug naar toen een lach-of-ik-schiet-klucht is, heeft Frayn aanzetten tot diepgang in zijn stuk gestopt – een enkele zin of korte filosofische gedachte. Kees Prins en regisseur Antoine Uitdehaag hebben die accenten met kunst- en vliegwerk uitvergroot om het stuk meer te laten lijken dan het is. Dat zorgt ervoor dat vooral Peter Blok en Tjitske Reidinga hun personages een vleugje weemoed en een gevoel van spijt om het verloren verleden mee kunnen geven.

Dat is niet genoeg om de kern van het probleem van dit stuk helemaal goed te maken. Terug naar toen is een adequate, goed doordachte klucht. Een stuk met als enig doel om de mensen te laten lachen. Het is wat het is en daar is niets mis mee. Maar vertaler en regisseur maken van deze klucht een travestie-act. Wat zij ook proberen te bereiken, een komedie van enig gewicht wordt deze klucht niet. Als zodanig zijn niet meer dan twee sterren gerechtvaardigd. Dat er toch een klein derde sterretje bij komt, is vooral de verdienste van Peter Blok, Tjitske Reidinga en Dick van den Toorn. Zij maken meer van hun personage dan je op grond van dit stuk mag verwachten.

Foto: Leo van Velzen.