Kim van Zeben is een stembandkunstenares: ze kan buikspreken, Bert en Ernie fantastisch imiteren, zelfs een ingeslikt mannetje tot leven wekken, een boze dialoog tussen haar vader en moeder in de auto nabootsen en tegelijkertijd zelf meedoen, als irritant klein meisje dat alleen op de achterbank zit.

Haar programma Syndroom van Zeben valt in twee delen uiteen, maar dat merk je pas als halverwege alles kantelt. Met behulp van regisseur Tom de Ket en theatermaker Servaes Nelissen, bovendien verrijkt met muzikale bijdragen van Jeroen Thijssen, is haar optreden even onnavolgbaar als doorgedraaid. Van Zeben, afgestudeerd in 2003 aan de Amsterdamse Toneel- & Kleinkunstcadamie, heeft op het podium niet meer nodig dan een betrekkelijk rudimentair drumstel en een gitaar. Zoals je het Syndroom van Stendhal hebt, heb je het Syndroom van Zeben. Over het eerste syndroom, dat je flauwvalt bij het aanzien van zoveel overweldigend moois in een museum, maakte regisseur Frans Strijards al een voorstelling. Kim van Zeben neemt haar eigen syndroom tot onderwerp. Het betekent ‘op extreme en associatieve manier reageren op de duizenden impulsen die iemand ontvangt’.

Dat doet Van Zeben in het eerste deel. Ze wervelt over het podium met banale en ook hartbrekend-slimme grappen. Banaal is ‘patatje ongesteld geserveerd met een gaapstaaf’ en slim en ook wel ontroerend zijn de conflictscènes met de ruziënde ouders. Geweldig is de meest krankzinnige scène van allemaal: Van Zeben rijdt als jonge vrouw op haar kleuterfiets naar de garage en vraag of ze de koppakking kunnen vervangen. Geleidelijk transformeert het werken aan de motor in een overrompelend erotisch hoogtepunt. Hoe meer de monteurs knutselen aan de motor, des te meer hijgt en kreunt Van Zeben. Inderdaad, een treffend voorbeeld van het Zebensiaanse syndroom: in een garage aan seks denken. De koppakking als ultieme sekshulp. Toch is niet elke sketch even raak. Sommige zijn zoekend en treffen niet de toon; de persiflage op de Marokkaanse vrouwenstem werkt niet echt.

In een optreden voor de radio vindt Van Zeben haar definitieve vorm. Schitterend persifleert ze de domheid van praatprogramma’s waarin iedereen door elkaar praat. Onderwerp: het Syndroom van Zeben. Zwijgende gast: Van Zeben zelf, die eraan lijdt. Het enige wat ze zegt is dat ze er niet over kan praten, en dus maakt ze er maar een musical van. Van Zeben trekt een glitterkostuum aan met hoge laarzen, en in een volledige transformatie zingt en acteert ze een geweldige musical in een notendop. Tegelijk neemt ze het makkelijke sentiment, de quasi-diepzinnige liedjes en de effecten van het musicalgenre op de hakken.

Er schuilt een satirisch-vileine cabaretier in Kim van Zeben, die haar ergernis over de ‘musicalisering’ van welk mogelijk onderwerp dan ook onverbiddelijk en meesterlijk uit. De kracht van een persiflage als deze is dat Van Zeben ook nog eens een goede zangeres is. Moeiteloos overstijgt ze musicalsterretjes. Nooit meer vergeten, dit Syndroom van Zeben: zegt iemand over de radio dat hij of zij er niet over kan praten, denk aan musical en bewonder tegelijk het unverfroren vernuft van deze cabaretière.

Foto: Daan van Es