Wiener Blut, An der schönen blauen Donau en Rosen aus dem Süden: voor wie ervan houdt verrukkelijke, zwierige operettemelodieën. Wie aarzelt de wereld van de operette binnen te gaan, moet de Paradevoorstelling Straussvogel van talent Steef de Jong niet missen. Enthousiast verhaalt hij ons in een voorstelling die hij een ‘docurette’ noemt over de Weense walsenkoning Johan Strauss jr. (1825-1899), de componist van al die wervelende walsen. In tegenstelling tot zijn eerdere voorstelling Ludwig, over de decadente koning van Beieren, vertolkt hij niet Strauss zelf, maar ensceneert de voorstelling Straussvogel als een filmdocumentaire die hij over de componist maakt.

Het publiek is aanwezig op de filmset. Met eenvoudige middelen speelt, ensceneert en monteert De Jong het levensverhaal van Strauss. Hij neemt ons op vernuftige wijze mee in een koets door het laat negentiende-eeuwse Wenen met zijn theaters en balzalen. Hij plakt zichzelf een snor op, net als die van zijn grote held, die hij een ‘kotelettensnor’ noemt door zijn opvallende vorm. Erg roerend is de scène dat Strauss met zijn idool keizerin Sisi op de veranda van een feestzaal staat, beiden rokend, zij een nieuwerwetse sigaret, hij een sigaar. Ze zijn schuchter en verlegen. Sisi laat weten Strauss’ muziek niet het allermooiste te vinden, geef haar maar het Requiem van Verdi.

In de regie van Ina Veen krijgt Straussvogel een snelle presentatie. Steef de Jong zingt met het publiek een Nederlandse versie van de befaamde uitspraak van Strauss: ‘Glucklich ist, wer vergisst was nicht mehr zu ändern ist.’ In een sterke scène noemt hij de wals het begin van alles. In elk geval werd het woord ‘schlager’ uitgevonden bij de eerste grote ‘hit’ van Strauss, An der schönen blauen Donau. Vervolgens legt hij een band met jazz en Chuck Berry, met de Beatles en hiphop, zelfs met rap. Het komt allemaal bij de wals vandaan. Op aanstekelijke wijze vermengt De Jong het levensverhaal van Strauss met zijn muziek. Hij laat ook mooi zien hoe muzikanten overal hun inspiratie vandaan halen: de wals waait met emigranten over naar Amerika en daar vermengt het Weense muziekbloed zich met het Amerikaanse muziekbloed: blues en jazz. En zo ontstaan er telkens nieuwe muziekgenres, het nieuwe ontstaat uit het oude.

In Nederland is de operette een voorbij muziekgenre. De Haarlemse schrijver Louis Ferron schreef met De walsenkoning (1993) zowel een ode aan Strauss als aan de operette. Vroeger telde Nederland nog operetteverenigingen, nu nauwelijks nog of helemaal niet. Steef de Jong probeert de operette van het stoffig imago te ontdoen en noemt Strauss zelfs de Armin van Buuren van de negentiende eeuw. In zijn liefdesverklaring slaagt hij wonderwel, juist door de ingenieuze en speelse vermenging van genres: film en muziek, ingeleefd spel en vertelling.

Foto: Tim Stet