Van de sonore, zware stem van Tom Jansen naar de meeslepende mezzosopraan van Oukje den Hollander, zo gaat de double bill Stereo en Aria van een angsthaas van het ene naar het andere uiterste. Deze dubbelvoorstelling speelt zich af in het Compagnietheater en krijgt een inhoudelijke band dankzij toneelschrijver en regisseur Frank Siera. De tekst Stereo is van zijn hand, van Aria van een angsthaas deed hij de regie. Qua vormgeving worden beide voorstellingen verbonden door de jutezakken met roodachtige aarde die prominent op de bühne aanwezig zijn.

Stereo grijpt op filosofische wijze terug op een waar gebeurde tragische geschiedenis, die van de collectieve zelfmoord in 1978 in Jonestown, gelegen in de jungle van Gyuana. De charismatische sekteleider Jim Jones spoorde 909 volgelingen aan tot collectieve zelfmoord door vergiftigd vruchtensap te drinken; wie weigerde werd gedwongen te drinken of kreeg een genadeschot en kinderen kregen gif ingespoten. Aan deze feitelijke gegevens gaat schrijver Siera voorbij, hij concentreert zich op een abstract vraagstuk: ‘Als in de jungle een boom omvalt en niemand hoort dat, maakt de boom dan geluid?’

Acteur Tom Jansen geeft samen met Michaël Bloos op aanstekelijke wijze vorm aan dit vraagstuk in een vorm die het dichtst in de buurt komt van een filosofisch debat, nauwgezet en vol aandacht voor details geregisseerd door Ellen Goemans. Hierin is Bloos de aangever en Jansen de beschouwer. In zinnen die een cirkelachtige constructie hebben keert Bloos telkens terug naar geluid en stilte, naar tijd en tijdsbeleving, naar voortgang van tijd en stilzetten van de tijd. Voor al de 909 doden geldt dat hun tijd stilstaat, maar hoe beleeft de negenhonderdtiende volgeling het die de massacre overleeft en toekijkt?

De tekst switcht tussen concreet en abstract, tussen poëzie en betoog. Het is knap van de beide spelers dat ze het dispuut levendig en spannend houden. Dat beiden voorlezen vanaf een flinterdun, supermodern tablet geeft een vervreemdend effect aan deze bijzondere uitvoering. De toeschouwer krijgt geen keiharde realistische gegevens, maar blijft eigenlijk lange tijd in het ongewisse waar het nu precies om draait. Dat geeft een onbehaaglijke spanning, die door de spelers meesterlijk wordt opgeroepen en vastgehouden.

In Aria van een angsthaas krijgen we inzicht in een heel andere wereld, de privé-wereld van zangeres Oukje den Hollander. Ze komt op trillend van de zenuwen, rept over angst als een ‘baksteen’ in haar maag en over angst ‘als in een achtbaan maar zonder pretpark’. Uit diezelfde angst drukt ze een van de jutezakken tegen zich aan, als om bescherming te vinden. Den Hollander geeft buitengemeen persoonlijk uiting aan haar angsten; ze gilt opeens zo ijzingwekkend dat de toehoorder werkelijk denkt dat ze een angstaanval van jewelste heeft. Prachtig is de scène waarin ze als een razende door de stad fietst, achtervolgd door een jongeman die haar ik weet niet wat wil aandoen; maar hij bestaat niet. Of de scène waarin ze zich manisch afvraagt of de ze huisdeur wel heeft dicht gedaan. Of de brute sfeertekening van een dronkelap die valt voor haar blozend-blonde verschijning. Het lijken zeer private zaken, maar Den Hollander weet er een universele betekenis aan te geven door haar emotionaliteit hoog in te zetten, en tegelijk humor te bewaren.

En dan mag zeker niet vergeten worden dat naast deze performance haar optreden als zangeres, begeleid op piano door een fantastisch spelende Vera Marijt, voor niets dan hoogtepunen zorgt: ze zingt liederen van Kurt Weill, Jacques Brel, Yves Montand en Leonard Bernstein werkelijk schitterend. Haar versie van Brels ‘Le chanson des vieux amants’ is weergaloos en aangrijpend. Als plankenkoorts en zenuwen tot dit hoge niveau kunnen leiden, dan zijn ze kennelijk onmisbaar. Chapeau.

Foto: Judith Sluijter