De jeugd. Voor je het weet, klopt ze op je deur. En daarna schuift ze je opzij. Maar Bouwmeester Halvard Solness heeft niet zijn leven opgeofferd voor zijn werk om zich door een of andere jonge hond overbodig te laten maken.

Het is dat de term in Henrik Ibsens tijd nog moest worden uitgevonden, maar zijn personage Solness heeft een knoeperd van een midlifecrisis. Hij zoekt zijn genoegens clichématig bij zijn secretaresse, maar is vooral doodsbenauwd voor het idee dat zijn leven tot nu toe niets heeft betekend. Daarom haalt hij met graagte zijn talentvolle architect-in-opleiding naar beneden. Loslaten durft hij de jongen ook niet, want hij zou als concurrent Solness ongetwijfeld verslaan.

En dan klopt de mysterieuze jonge Hilde op de deur. Toen ze nog kind was, beloofde Solness een prinses van haar te maken, zegt ze. Nu hij tien jaar later niet is komen opdagen, komt ze haar koninkrijk maar halen. Het wakkert een nieuwe levenslust aan bij de bouwmeester en het idee dat zijn leven toch nog wat zou kunnen betekenen: hij kan voor de jonge Hilde nog één keer een ridder zijn. Die overmoed wordt hem fataal en zo wordt Solness alsnog door de jeugd opzij geschoven.

Hinein-interpretierend is het natuurlijk een opvallend toeval dat Theu Boermans Solness regisseert nu de jeugd inderdaad op de deur klopt om zijn gezelschap per 2017 over te nemen. Maar verder is het nogal onduidelijk waarom het Nationale Toneel voor deze Ibsen heeft gekozen. Boermans heeft over het algemeen een scherp vermogen om het toneelrepertoire slim en geëngageerd over de huidige tijd te leggen. Maar wat is er op dit moment zo interessant aan een van vertwijfeling zuchtende vijftiger?

Solness is vooral een zeurpiet met wie het moeilijk identificeren is. Zo dramatisch als hij het zelf ervaart, is zijn leven natuurlijk helemaal niet. De ontwikkeling die Hilde in gang zet, is best interessant, maar desondanks blijven de gesprekken tussen Hilde en Solness telkens opnieuw in hetzelfde kringetje ronddraaien.

Belangrijk is daarom hoe de innerlijke ontwikkeling van Solness precies wordt gespeeld. Mark Rietman probeert zijn Solness bij die klagende vijftiger vandaan te spelen, maar slaagt daar niet in. Hij speelt vaardig hoe het harde karakter van de bouwmeester in aanwezigheid van Hilde langzaam smelt. Maar aan het begin van de voorstelling is zijn Solness al zo’n onaangenaam, onredelijk geval dat mededogen met die karakterverandering nauwelijks nog mogelijk is.

Dat Solness als een blok valt voor de jonge Hilde is dan wel weer heel voorstelbaar, zo fascinerend wordt ze gespeeld door Anna Raadsveld. Ze laat haar Hilde – met bungelende benen over een tafelrand – kinderlijk naïef over luchtkastelen dromen, om daarna weer volwassen en berekenend die volwassen man precies daar te krijgen waar ze hem wil hebben. Omdat het nooit duidelijk wordt wat Hildes motieven precies zijn, ontstaat een spannend, ongrijpbaar personage dat voor een groot deel door de toeschouwer kan worden ingevuld.

Hildes ongrijpbaarheid en de ijlheid van de luchtkastelen die ze met haar Solness wil bouwen, verbeeldt Boermans door Hilde tussen de bedrijven door met luchtbellen te laten spelen. Bedoeld of onbedoeld verwijst de regisseur daarmee terug naar zijn eigen voorstelling De eenzame weg uit 2008. Ook daarin stelden een aantal veertigers en vijftigers zich de vraag wat hun leven tot dan toe eigenlijk betekende. En ook daarin was het een jong meisje met bellenblaas dat met haar jeugdig idealisme de oudere generatie aan het peinzen zette. De voorstelling maakte destijds grote indruk, omdat ze zo knap de twijfels en vragen van Boermans’ generatie invoelbaar maakte.

Daardoor voelt Solness een beetje als een herhaling van zetten, die Boermans al eens eerder en beter deed. Wat niet wil zeggen dat Solness een slechte voorstelling is. Het goede ensemble wordt door hem vakkundig door Ibsens klassieker heen geleid. Bovendien is de worsteling tussen generaties een thema dat Boermans vaker oppakt. Maar beklijven doen stuk en thematiek deze keer helaas niet.

Foto: Kurst Van der Elst