Theater gebeurt nu. Op het moment dat je ernaar kijkt wordt het gemaakt en dat maakt het anders dan andere kunst. Een sculptuur, een film, een boek; ze zijn af wanneer ze tot je komen. Maar in de zaal gaat het licht uit, de spot aan en probeert de ene mens de ander te raken met wat hij op dat moment in gang zet. De energie van het publiek voedt op haar beurt die van de performer – een aandachtige zaal is heel anders dan een publiek dat eet, kletst, of liever ergens anders is. Sketches/Notebook van Meg Stuart/Damaged Goods maakt in een lange aaneenschakeling van gebeurtenissen helder wat dat kan betekenen, voor kijkers en makers.

Bij binnenkomst speelt een opgewekte Disney-achtige symfonie terwijl dansers, een muzikant en een aantal vormgevers overal op de vloer improviserend in de weer zijn. Rondom een rechthoekig zwart speelvlak zijn met platen onbehandeld hout enkele opstellingen geplaatst: een hellende vloer over de gehele korte kant met in een hoek een licht voorover hellende achterwand, in een andere hoek een laag kleiner podium met een kledingrek, en over de tribune aan de lange kant een brede glijbaan. Tussen de opstellingen mag het publiek plaatsnemen, ook pal voor het drumstel, voor wie durft.

Kostuumontwerper Claudia Hill, met een gewei op haar hoofd, hult danseres Antonija Livingstone in kleurige gebreide en geborduurde kledingstukken, een tafereel dat doet denken aan de David Bowie-tentoonstelling, met de androgyne roodharige Livingstone en uitgesproken combinaties. Scenograaf Vladimir Miller probeert een dik stuk vilt op te vouwen, Meg Stuart schiet enthousiast maar onhandig te hulp. Muzikant Brendan Dougherty staat ogenschijnlijk maar wat aan te klooien met de effectpedalen van zijn gitaar. Maar hij maakt een loop die doorspeelt als hij de vloer oversteekt en achter zijn drumstel plaatsneemt. Zijn eerste felle klap op de snaredrum doorsnijdt de zoete violen en schiet als een schot hagel door de ruimte. Zo zijn de eerste twintig minuten een woest en vrolijk pandemonium. En steeds opnieuw begint die hoopvolle, haast plastic symfonie. Er is geen echt begin, iedereen is bezig, ook het publiek dat alle kanten op zit te draaien, met elkaar blijft praten en wijzen naar wat opvalt.

Het keerpunt komt met een diep donker en een handvol witte lichtjes die telkens bij elkaar komen. Lichtontwerper Mikko Hynninen maakt alles stil en aandachtig met zijn langzaam over de wand trekkende lichtcirkeltjes. Als dieren zijn we nu, onze blik gevangen door dat spel van witte vlekjes. Vanaf hier, vanaf nu is de energie van publiek en spelers rustiger en gefocust. Nu ontdekken we dat dans of beweging in deze reeks korte vignetten en aanzetten lang niet altijd leidend is. Een scène kan evengoed uitgaan van een stuk oranje elastiek, van een slaapzak, een klank of een TL-balk. We zien hoe open een optreden is: de performers stappen in elkaars scènes of verstoren die, bijvoorbeeld door knikkers over de vloer uit te rollen in een springerig stuk. Ze hebben oog voor de mensen langs de kant; zo delen ze zonnebrillen uit tegen al te felle lichtreflecties, doen samen met kijkers een stille dans van op en neer bewegende, recht vooruit gestrekte armen.

En zo kan het dat performer Jorge Rodolfo de Hoyos na een droomachtige, associatieve en absurde spreekbeurt over licht en donker de adem van zijn toeschouwers op commando beheerst. Dat dansers mensen uit de zaal met hen mee van de glijbaan of de vloer op krijgen.

Het aanwezig zijn als kijker verandert in een potentieel mede-makerschap en dat veroorzaakt een opwinding die de hele ruimte letterlijk opwarmt. Iedereen is eigenaar van de avond, of zou dat kunnen zijn. Wat je inbrengt doet ertoe. Dat kun je leuk vinden of niet – het verzoek is zachtaardig en enthousiast hier, maar het laat je niet onbewogen. Er wordt mogelijk meer van je verwacht dan alleen je blik. Het bekijken van dit werk wordt daarmee potentieel een verstorende, gevaarlijke of ongemakkelijke ervaring en precies dat is het risico dat Meg Stuart en haar groep hier nemen. En vooral: delen met hun publiek. Dat is wat je mee naar huis neemt, want als je zelfs op je avond uit in het donker van de theaterzaal zo’n verantwoordelijkheid hebt, heb je die zeker ook als je daarna de straten van de stad in stapt. Buiten ontwijk ik een groepje dronken fietsers en merk dat ik het, voor even misschien, zonder ergernis doe.

Foto: Omar Nasser