De kosten voor de nieuwe Semele-productie in de Operadagen Rotterdam zijn in elk geval niet gaan zitten in decor en rekwisieten. Met een paar rollen aluminiumfolie en een stuk of vijfentwintig stoelen creeërde regisseur Sjaron Minailo een prachtige low-budget Händel. Een muzikaal en theatraal hoogtepunt in het festival.

Die oude barokopera’s zijn niet de gemakkelijkste producties om anno 2015 te ensceneren. De grote hoeveelheid herhaling, de vaak ellenlange recitatieven, de statische vorm; je moet als regisseur van goeden huize komen om die werken op een spannende, eigentijdse wijze vorm te geven. Sjaron Minailo is zo’n creatieveling. Met spaarzame middelen wist hij de opera Semele – over de mythische minnares van Jupiter die onsterfelijkheid bereikt door Jupiter te dwingen in zijn goddelijke gedaante te verschijnen– nieuw leven in te blazen.

Hij noemt het ‘een anti-opera’ waar de grenzen tussen uitvoerder en personage worden opgeheven of ‘een meditatie over gekwelde zielen en het lot van het individu’. Het is eigenlijk één groot theatraal ritueel dat vaak doet denken aan de legendarische dansvoorstelling Cafe Müller van Pina Bausch. Er wordt in elk geval heel wat heen en weer gesjouwd met houten keukenstoelen en in de choreografie van gestileerde gebaren en mimiek ligt een wereld aan emoties en emotionele interacties verscholen. Zo bereikt Minailo een extra betekenisvolle en intrigerende psychologische laag in deze opera uit 1743.

De drie zangers en drie acteurs/dansers, gekleed in sobere zwart-witte en tijdloze kostuums, leverden een overtuigende prestatie. Er werd zelfs fenomenaal goed gezongen door sopraan Claron McFadden (Semele), Laura Bohn (Ino) en Kevin Walton (Jupiter). Het is eeuwen geleden dat McFadden (vooral bekend van hedendaagse muziek) in Nederland een barokopera heeft gezongen, maar wat doet ze dat prachtig! En toegegeven … niet elke hoge noot van Walton was even zuiver, maar zijn bijna ‘soulachtige’ manier van zingen gaf Händels muziek een prettige sexy en luchtige uitstraling.

En dat paste weer naadloos bij de extraverte aanpak van Richard Egarr. De specialist in oude muziek dirigeerde in de kale ruimte van Las Palmas een gloedvol spelend ensemble bestaande uit musici van het Residentie Orkest. Hier en daar werd nog wat gestoeid met de natuurhoorns en klonk een naar mijn smaak iets te romantisch (lees vibratorijk) strijkersgeluid, maar deze Händel boeide van de eerste tot de laatste noot en ‘swingde’ soms bijna de pan uit. En als aan het eind van de voorstelling Semele uit haar as herrijst en een travestiet-achtige verschijning plotseling de prachtige ballad Lila Wine van Nina Simone zingt, is er geen twijfel meer mogelijk: deze Semele is een ode aan de creativiteit.