Dans van LeineRoebana is nooit alleen dans. Sterker nog, de verrassende elementen komen in hun voorstellingen eerder uit muziek en beeldende kunst dan uit het bewegingsmateriaal. De compositie roept altijd vragen op, maar saai is een voorstelling van LeineRoebana nooit.

Net zoals 172 suggesties aan een lichaam (2010) is het eerste deel van Seele/Herz gebaseerd op de mythe van Marsyas, een sater die zo goddelijk fluit speelt dat hij de goden durft uit te dagen voor een wedstrijd. Apollo gaat het duel aan, wint op het nippertje en mag zijn prijs kiezen. Hij hangt de sater aan een boomtak en vilt hem levend. De moraal: hoogmoed komt voor de val. Maar ook: de god van de kunst is een jaloerse en wrede tiran die zijn eigen kinderen opeet.

LeineRoebana recyclet niet alleen het verhaal, met uiteraard een danser in de hoofdrol in plaats van een fluitist, maar ook wat van het bewegingsmateriaal van zes jaar geleden. Waarom het nodig is om eerder werk te recyclen, wordt me niet duidelijk. Wie een sterke behoefte heeft aan begrip, heeft het sowieso zwaar bij Seele/Herz. Andrea Leine en Harijono Roebana hebben een gloeiende hekel aan vastleggen en duidelijk maken wat ze precies willen overdragen. Zelf omschrijven ze Seele/Herz als ‘sentimentele dans: twee kanttekeningen bij (on)sterfelijkheid (of: twee gedanste verhalen geïnspireerd door sterfelijkheid)’.

Multiple choice als poëtica. Dat gaat ten koste van de communicatie, maar een principieel bezwaar is niet aan de orde. Van een abstract schilderij in een museum moet je ook zelf maar bedenken/voelen waarom het er zo uitziet en niet anders. Bij poëzie is een nadrukkelijke uitleg de dood in de pot, maar al te hermetisch schrikt ook af. Tussen die polen zal een kunstenaar zijn evenwicht moeten vinden.

Het achterdoek is van geplooid zilverkleurig doek. Om het speelvlak staan bijpassende zitcilinders. Rechtsvoor staat een verzameling potten van (gebroken) wit aardewerk, als een ode aan V&D. Daar gebeurt later nog iets moois mee. De muziekcollage van het eerste deel (Seele) is radicaal eclectisch; in de fragmentarisch gesamplede collage van Kate Moore vallen James Browns ‘I feel good’ op en een spectaculair lelijke ‘Girl from Ipanema. Tim Persent staat als een soort magister met opgeheven hand centraal de dansers te regisseren, maar zijn macht wordt steeds kleiner.

Voor het tweede deel heeft Moore de muziek gecomponeerd, die The Stolz Quartet sterk uitvoert. Boven lekker stoffige strijkersakkoorden tekent de althoboïste haar interessante lijnen. Conform de LeineRoebanatraditie krijgen de musici ook een rol op het podium: Jakob Koranyi, Liza Ferschtman, Lavinia Meijer en anderen lieten zich eerder uit hun vertrouwde tent lokken.

Marieke Schut loopt met haar althobo langzaam langs het achterdoek, een danseres boetseert haar silhouet. Dat ziet (en klinkt) er mooi uit. Jellantsje de Vries beweegt al vioolspelend met een danseres mee – of andersom. Celliste Lidy Blijdorp speelt een prachtige solo, maar moet daarnaast ook touwtjespringen. Ze lijkt er niet van te genieten, en haar instrument maakt haar niet dynamischer. Stagiaire Vera Goetzee neemt het springen van haar over. Kennelijk moest er ook iets van kinderlijke onbevangenheid in de voorstelling, die je verder niet erg onbevangen kan noemen. Ook het alfabet (à la ‘A is een aapje’) lijkt daarnaar te verwijzen, maar dan zijn de bij de letters gekozen begrippen weer veel minder kinderlijk.

De bewegingstaal is weer onmiskenbaar LeineRoebana, met een opgetrokken schouder en een uitslaande arm waar het lichaam in een elegante draai achteraan gaat. Een tijdje geleden voegden de choreografen daar ook elementen uit hiphop en een voorliefde voor rollen aan toe. Ook het gebruik van taal hoort er de laatste jaren bij. Dat is soms een aanwinst. Luana van Eekeren zingt een mooi liedje, maar waarom Tim Persent van honderd onregelmatig achteruit telt weet ik niet. Toch zorgen de overschrijdingen van disciplines vaak voor avontuur.

Met de oude krijger Tim Persent (twintig jaar bij de groep, Gouden Zwaan 2004) en Uri Eugenio, die ook al ruim tien jaar bij LeineRoebana danst, is de mannelijke inbreng sterk. De vrouwen, na hun stage nog maar kort bij de groep, blijven bij hen achter: het is te vaak bleek en slordig wat ze doen. De kwaliteit en persoonlijkheid van Heather Ware, die een sabbatical heeft om aan een eigen project te werken, wordt in deze productie gemist. Zij had de voorstelling naar een hoger plan kunnen tillen. Meer helderheid in het concept had dat ook kunnen doen. De tekst uit ‘I Travel the Open Road’ van Walt Whitman is niet toevallig gekozen: ‘The long brown path before me leading wherever I choose’. LeineRoebane houdt als het even kan alle mogelijkheden open. Dat staat niet in de weg dat er veel te beleven valt in Seele/Herz.

Foto: Deen van Meer