Langzaam trekt de rook op. Drie levenloze lichamen liggen gevouwen in omver geblazen bureaustoelen. Daartussen schuiven draadloze robotstofzuigers heen en weer. In zijn openingsbeeld van Sculpting Fear creëert Julian Hetzel een sterk, apocalyptisch beeld van de mens die doorgeslagen is in zijn technologische innovatie. De automatische stofzuigers zullen – nog lang nadat wij er niet meer zijn – druk in de weer zijn. Maar redden van een ondergang doen ze ons niet.

Op dergelijke associaties lijkt Julian Hetzel met deze beeldende voorstelling te zinspelen. Misschien is het een waarschuwing, misschien een voorspelling, op zijn minst is het een angst. Hetzel schept een beeld van een toekomst die niet per se ver voor ons uit ligt, waarin de mens nog een laatste poging onderneemt zich te redden – een stuiptrekking, meer is het niet.

Gedurende de voorstelling wordt het publiek geconfronteerd met verschillende, beeldende benaderingen van de mens in (post-)catastrofale situaties – steeds met een heftig aanwezige soundscape die soms pijnlijk hoog, schel of hard is. De conclusies zijn steeds niet van de lucht: we leggen het af tegen alles wat we zelf hebben gecreëerd. In één van de spaarzame, wat lichtere scènes wordt duidelijk dat we zelfs niet meer bij machte zijn een eenvoudig kopje koffie te zetten. Maar voor dergelijke luchtigheid is in deze zware voorstelling niet veel ruimte.

Eind 2013 werden Julian Hetzel en het SPRING Performance Arts Festival door Fonds Podiumkunsten geselecteerd voor de Nieuwe Makersregeling; een subsidieregeling om beginnende makers voor een langer traject (van uiterlijk twee jaar) aan een  gezelschap of festival te verbinden. In dat kader maakte Hetzel vorig jaar de performance Still (the economy of waiting) op het festival.

Hetzel weet met weinig middelen zeer esthetische beelden te creëren. Alles is strak en tot in de kleinste details bedacht: van de totale mise-en-scènes tot aan het rollen van de wieltjes van de omgevallen bureaustoelen. Bewust van de kracht die van zijn beelden uitgaat en de associaties die ze oproepen, neemt Hetzel steeds ruim de tijd. Zijn beeldtaal is veelal impliciet, geeft stof tot eigen invulling.

Toch blijft de voorstelling enigszins op afstand. Vorig jaar had Hetzel zo duidelijk bepaald wat de rol van zijn publiek was, en wist daar gedurende de voorstelling ook in te variëren: van passief tot sterk participerend. In deze zaalvoorstelling blijft het publiek veilig op afstand, en krijgt het steeds alle ruimte tot invullen. De verschillende beelden die hij brengt nemen steeds toe in intensiteit, maar daardoor wordt het ook wat eentonig. Alles wordt even nauwkeurig en uitgebreid weergegeven, waardoor je halverwege wel door hebt dat je lekker achterover kunt leunen en rustig aan het associëren kunt slaan. Hetzel geeft je alle tijd.

Dat maakt dat de finale van de voorstelling – een sterk beeld waarin de mens letterlijk de grond onder zijn eigen voeten vandaan sloopt – niet de intensiteit heeft die ze verdient. De voorstelling is een aaneenschakeling van prachtige beelden: genoeg voor een interessante en licht verontrustende ervaring, maar niet genoeg om omver te blazen.

Hetzel wil met deze voorstelling een storm creëren op het podium – en dat doet hij. En een storm is mooi om naar te kijken, maar wordt pas gevaarlijk (en gevaarlijk mooi) als je er middenin staat.

Foto: Hanne Nijhuis