In CaDance dit jaar opmerkelijk veel choreografen die zich door klassiekers uit de wereldliteratuur lieten inspireren. Miltons Paradise lost, Camus’ L’Étranger, Homerus’ Odyssee, het oude Indiase epos Mahabharata – ze hebben allemaal een dansante vertaling gekregen. Zo ook Orwells 1984 en Brave new world van Huxley, die samen de inspiratiebron vormden voor het nieuwe werk van Jasper van Luijk, Savages.

Zes dansers in grijze sportbroekjes en, voor de dames, huidkleurige hemdjes, wachten het publiek op en kijken toe hoe de zaal zich vult vanachter een wit, strak gespannen gaasdoek. Het is alsof ze zich in een halftransparante kooi bevinden – mooi beeld. Achter op het toneel links zitten componist en pianist Lennart Siebers en percussionist Daan Crone klaar om hun klankweefsel op te zetten.

Langzaam komt de actie op gang. Als eerste waagt Jefta Tanate zich buiten de beperkte ruimte. Met een mengeling van argwaan en behaagzucht kijkt hij het publiek strak aan terwijl hij een solo danst waarin klassieke lijnen worden afgewisseld met gekromde houdingen. Daarna volgt de solo van een danseres, die eerst als een lappenpop ruw is gemanipuleerd. Mitchell-Lee van Rooij laat, op ademstoten, zijn torso poppen, Carolina Mancuso strompelt in een opeenvolging van off-balancehoudingen als een kreupele over het toneel.

Zo is deel 1 een introductie van de dansers. Zoals zo vaak: met 25 minuten ruimschoots te lang. Erger is dat je, op het moment dat je nou wel eens wilt weten waartoe dit moet leiden, de zaal wordt uitgestuurd opdat de zaal van tribune- naar carré-opstelling kan worden omgebouwd.

Het veroorzaakt een nogal ongelukkige breuk in de voorstelling, die deel 1 met terugwerkende kracht grotendeels overbodig maakt. Waarom had dat niet, bondiger, in het carré kunnen plaatsvinden? Deel 2, waarin de dansers allen verschillende witte kostuums dragen (wat waarschijnlijk als verwijzing naar hun individualiteit moet worden opgevat), is als het ware een studie van groepsprocessen: allen tegen één, allen tegen allen, roedelvorming, ondersteunende samenwerking, groepsverkrachting, synchroon optreden et cetera, maar ook een-op-een knokpartijtjes. Nu en dan ontstaan mooie sculpturen van dansers die zich tot een keten rijgen of tot kluwen samenklonteren. Veel wijzer wordt de kijker daar niet van, want het blijft allemaal zonder consequentie. Ook slaagt Van Luijk er niet in navoelbaar te maken hoe nu juist Orwell en Huxley hem tot dit stuk hebben geïnspireerd.

Als Savages een boeiende choreografie was geweest, zou dat geen probleem zijn. Maar ondanks alle gesuggereerde agressie en repressie gaat er geen enkele dreiging uit van de actie op het toneel. Die is te geacteerd, te zeer spel, en mist een zekere strakheid. En, opnieuw, 45 minuten is echt heel erg veel te lang voor het materiaal dat wordt getoond.

Van Luijk reikt hier dus flink boven zijn macht en maakt, zoals gezegd, de onverstandige keuze met een pauze de samenhang uit Savages te halen. Gelukkig maar dat hij beginnend choreograaf is. Dan mag je nog zulke grote fouten maken.

Foto: Joris-Jan Bos