Eén ding moet je Guilherme Miotto nageven: Rise up doet precies wat de titel belooft. What you see is what you get. Gedurende vijfenveertig minuten probeert meervoudig breakdance-wereldkampioen Menno van Gorp op te staan, te verrijzen uit de duisternis, uit de ‘schimmige tussenwereld’ tussen leven en dood. Draaiend om een gebogen knie, balancerend op de zijkant van zijn voet, breakdansend in slow motion, scharnierend op/met zijn hoofd.

Soms staat Van Gorp even op, om dan op de grond weer de strijd aan te gaan met een onzichtbare vijand (de dood? de zwaartekracht?). Hij doet denken aan een dansversie van Sisyphus, de gewiekste koning van Korinthe die in de Tartarus (de hel) gedoemd was een rotsblok de berg op te duwen, om de steen elke keer weer terug naar beneden te zien rollen. Al had Sisyphus het er wel naar gemaakt.

Het idee is mooi, maar dan moet er natuurlijk wel een bepaalde spanningsboog inzitten. Het begin is nog het fascinerends, wanneer Van Gorp als een dolgedraaide breakdance-mot om de zeven lichtpeertjes (decorontwerp van Peter Missotten) heen fladdert, tegelijkertijd onbedwingbaar aangetrokken als veiligheidshalve afgestoten. Maar al snel daarna volgt herhaling op herhaling op herhaling. En dan is drie kwartier opeens best een hele zit.

Aan het talent van Van Gorp doet dat niets af. Het ziet er allemaal reuzeknap – en doodvermoeiend – uit. Maar je zou hem wat meer te doen willen geven dan enkel steeds dezelfde worsteling met de zwaartekracht. Als het spannendste moment is wanneer een toverlantaarn zich langzaam opent, heb je als choreograaf en als dramaturg (Jack Gallagher) toch iets niet helemaal goed gedaan.

Van Gorps personage mag dan wel vastzitten in een van de ringen van de hel, zo zou het voor ons toch niet moeten voelen.

Foto: Robert Benschop