Het jonge makersduo Jan Hulst en Kasper Tarenskeen schreef en regisseerde De rekening, het verhaal van een jonge alcoholist die het geloof in het leven is verloren en aan de rand van de maatschappij is beland. De jonge makers pogen een beeld te scheppen van een verloren generatie, maar het resultaat is nog wat braafjes.

Van een chronische alcoholist een moderne Don Quichot maken, dat lukt aardig als het gaat om het personage dat Jan Hulst (regie) en Kasper Tarenskeen (compositie) hebben gecreëerd in De rekening. Maar apocalyptisch, romantisch en filmisch zoals de voorstellingstekst aankondigt is deze voorstelling niet zozeer, daarvoor is de vorm niet uitgesproken genoeg. Blijkbaar was het plan groots, maar pakte de uitwerking anders uit. Zoeken mag in de luwte van een productiehuis als Frascati.

Interessant is vooral de ironie die Hulst en Tarenskeen vonden in de tekst. Hun Don Quichot (Jim Deddes) heet Panja en is een jongvolwassene die zich al vroeg aan de alcohol vergrepen heeft. Met een Albert Heijntas en een kaki outfit staat hij op een met straatstenen geplaveid plat dak van een kerktoren. Schoenen, maillot, korte broek en coltrui, ze zijn allemaal beige gekleurd en zelfs het uitdrukkingsloze gezicht en de nietszeggende haren (een pruik) van Panja kennen een kaki-gele gloed. Het is de enige echte vervreemding die de regie kiest.

De rekening vangt aan met een monoloog van de jongeman: ‘Ik heb mijn hele leven het gevoel in een Etruskische kelk te zitten.’ Tussen flarden mist staat hij op het plateau. Rechts achter hem aan de rand van het toneel staat een kleine vrouw. Links achter hem – verstopt achter de piano en geluidsapparatuur – zit een muzikant met extravagant haar. We horen de geluiden van een tamelijk subtiele soundscape, die de sfeer van het stuk ondersteunt zonder ook maar ergens dwingend te zijn. Dat is ook een kunst, al roept die keuze ook vragen op ten aanzien van de toegevoegde waarde van de muziek.

De jongen komt uit een adoptiegezin – in zijn delirium een rattenfamilie – en hij ontmoet een dame van de GGD; een rol van Tessa Jonge Poerink die ook alle andere vrouwenrollen voor haar rekening neemt; de rattenmoeder, de biologische moeder en Natalie Portman, de ster die Panja zo graag wil ontmoeten. Misschien hebben de beide heren zich te zeer vastgeklampt aan dat verhaal, want al die gegevens maken van De rekening vooral een wat braaf aandoend toneelstuk.

De kracht van De rekening zit hem niet zozeer in de regie – die kan scherper – maar eerder in de tekst. Vooral wanneer de tekst op het cynisme drijft van de jongen, die zijn eigen leven voortdurend met afstand waarneemt, ervaren we de potentie van De rekening. Maar theater bestaat bij de gratie van vervreemding. Een verhaal hoeft niet logisch te zijn, zeker niet het verhaal van iemand die onder invloed is. Waren er teveel bedoelingen in dit proces, of durfden Hulst en Tarenskeen niet de diepte in?

Foto: Bas de Brouwer