Een urenlange opera met een plot die weinig meer behelst dan de mop over de man die naar Parijs gaat, probeer daar maar eens wat van te maken. Bij De Nationale Opera lukte het regisseur Damiano Michieletto door Rossini’s Il viaggio a Reims te verplaatsen naar een museum. Maar het kan nog beter, zo toont de anderhalf uur durende bewerking die Marcel Sijm maakte voor een jong publiek. Waar de grappen in komische opera’s doorgaans allesbehalve grappig zijn en menig regisseur tot wanhoop drijven, is Reimsreisje écht leuk.

Sijms bewerking speelt zich af in een wellnesscentrum. De gasten maken zich klaar voor een operavoorstelling in Reims, maar het reisje is slecht georganiseerd en al snel loopt alles in het honderd. Wat heet, af en toe is het complete gekte op het toneel. Niet in de laatste plaats dankzij de tekst van Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, bekend van hun vertalingen van James Joyce, Beatles, Dylan en Bowie. Hun taalvondsten zijn hilarisch, maar ook zeer zingbaar en, hoewel de tekst ook via de boventiteling is mee te lezen, altijd verstaanbaar, zelfs in de vele grote ensembles die deze opera kent.

Bindervoet en Henkes worden daarbij geholpen door de inventieve bewerking die Bob Zimmerman maakte van Rossini’s partituur. Die is flink ingekort en uitgedund voor slechts zestien musici, maar zonder dat Rossini ook maar een moment geweld wordt aangedaan. Integendeel, ook de nieuw gecomponeerde recitatieven sluiten perfect aan op Rossini’s muziek en behoren zelfs tot de hoogtepunten.

Reimsreisje is echter niet alleen een trouwe afspiegeling van Il viaggo a Reims, maar zet die opera ook op zijn kop en toont de krankzinnigheid van het genre waarin de grootste emoties uit het niets kunnen ontstaan. Het komt allemaal al vroeg in de opera samen. Beautyconsulente Maddalena probeert de gasten te kalmeren: ‘Ach, aan die opera mist u niks. Opera is stom’, en biedt hun een perenijsje aan. ‘Wat! Perenijsjes! Ah, ik sterf!’ gilt Folleville en valt flauw, gevolgd door een grote aria over radeloos verlangen naar slagroomijs.

In sneltreinvaart komt daarna zo’n beetje alles voorbij: een bravoure-aria, een sextet, ensembles, een liefdesduet, een catalogusaria en zelfs een duel en vioolduet ontbreken niet. Ook dirigent Aldert Vermeulen doet vrolijk mee: ‘Zeg, wat is dit toch allemaal? Ik vind het heel veel vervelend dat jullie steeds zo’n herrie maken. En ook dat zingen, kan dat niet anders?’ En dat kan, want de grootste verrassing zijn de liedjes van gitaarmeisje Corinna die als enige niet aan de hysterie van het personeel en de gasten lijkt mee te doen.

Het is een schot in de roos dat Sijm voor deze rol singer-songwriter Stevie-Ann uitgekozen heeft. Zij zingt niet alleen haar zelfgeschreven liedjes, maar ook in de ensemblestukken en in een vermakelijk duet met de verliefde Belfiore. Haar stemgeluid wijkt uiteraard af van de operazangers, maar kleurt daar ook wonderwel mee, terwijl de klassieke stemmen op hun beurt een fraai achtergrondkoortje vormen in ‘Ik ga door waar jij stopt’.

De zestien musici van het Nederlands Kamerorkest zitten niet in de bak, maar als een showorkestje op een verhoging op het toneel, terwijl het decor uit weinig meer bestaat dan een videomontage van wolken. Maar wie maalt er nu om een decor als je modder en heel veel schuim hebt? Het nadeel van echt schuim is echter dat het vrij snel verdwijnt en de schuimmachines een oorverdovend kabaal maken. Marcel Sijm gebruikt het bijschuimen echter als een running gag. Terwijl er nog druk gezongen wordt, weet het publiek wat er gaat gebeuren zodra de machines uit de lucht komen. Sijm onderbreekt er zelfs doodleuk een duet voor – ‘even bijschuimen, bedankt!’ – waarna de zangers verder gaan alsof bijschuimen de gewoonste zaak van de wereld is. En zingen terwijl je met modder ingesmeerd wordt, in een opgeblazen pak ‘nordic wokt’ of rondrijdt op een ov-fiets? Het kan allemaal in Reimsreisje.

De grote kracht van Reimsreisje is dat het een echte ensemble-opera is gebleven, waarbij de elf solisten stuk voor stuk uitstekend gecast zijn. ‘Spelplezier’ is een understatement. Waar de eerdere bewerking van Wagners Ring tot Ringetje op sommige momenten te uitleggerig was, slaagt De Nationale Opera er nu wel in om een voorstelling voor jong en oud te maken die op alle fronten meer dan geslaagd is.

Jammer dat De Nationale Opera niet reist en Reimsreisje naast twee schoolvoorstelling slechts viermaal alleen in Amsterdam te zien is. Juist met deze voorstelling moet relatief eenvoudig te reizen zijn, waardoor De Nationale Opera niet alleen een nieuw publiek voor zichzelf kan bereiken, maar voor het hele genre. Misschien in samenwerking met de Nederlandse Reisopera in reprise? Even bijschuimen? Graag!

Foto: Hans van den Bogaard