Hoofdpersoon en verteller Gusta Geleijnse toont overtuigend haar angsten in de voorstelling Rampscenario. Angst voor het water dat de Durgerdammerdijk waar ze woont kan verwoesten, angst voor onveiligheid in de wereld en vooral ook angst voor de dagelijkse zaken, zoals betalingen verrichten, het kooktoestel uitdoen. Angst voor het water keert terug in het decor: op een donkere hoge kubus, een soort dijkwoning, staat het huisraad opgestapeld.

Geleijnse speelt haar tekst frontaal naar de zaal, de toeschouwers onophoudelijk aankijkend. Ze wil hen  betrekken in een ‘heftige’ toneelavond. De locatie is prachtig, een zaal opgetrokken uit golfplaat naast restaurant Pllek op de NDSM-werf in Amsterdam-Noord. Naast haar treedt actrice Judith Hazeleger op met stil spel: ze loopt rond, voert soms een performance uit met Geleijnse en  is opeens gehuld in het zwart met sluier voor het gezicht. Een vrouw als vreemdeling die over de dijk schuifelt, dat beeld roept ze op. De personages hebben geen toneelnamen; ze heten zoals ze heten.

De toekomstige watersnoodramp houdt de vrouw die Geleijnse speelt in de ban. Op de dijk waar ze wonen zijn bewoners verdeeld over de verzwaring. De angst is halverwege de voorstelling zo reëel, dat man en kind moeten vluchten. Waan en werkelijkheid lopen door elkaar. Op de achtergrond is een projectie afgebeeld, ontworpen door Catherina Scholten, die bestaat uit abstracte golven.

De angst verbeeldt Geleijnse prachtig. Eerst draagt ze een welbewust slecht zittend kostuum, daarna een vreemde, stijve jurk. Alsof ze eigenlijk al het leven heeft opgegeven. De tekst houdt het midden tussen provocatie en belijdenis. Vooral het bitse spel tussen haar en de veiligheidsambtenaar Joost Wentink geeft een harde toon aan de voorstelling. De tekst is een associatieve reeks van gedachten, angsten, filosofische wendingen. Een passage over Nietzsche gaat moeiteloos over in een herinneringen aan een bijna-doodervaring. Huiselijke twist, met man Tom en zoon Kees, meandert naar een vertelling over veiligheidsprotocollen. Een kaart van landelijk Noord komt eraan te pas om aan te tonen hoeveel IJsselmeerwater dorpen, huizen en landerijen overspoelt.

Tegen het einde neemt Geleijnse een besluit, geïnspireerd als ze is door bungeejumpers als inwijdingsritueel op het eiland Pentecost bij Australië. Ze beklimt het houten dijkhuis, waarop intussen het gehele interieur terecht is gekomen, en ja… ze waagt de sprong, maar de veiligheidsambtenaar heeft een verrassing in petto. Een van de co-auteurs van de tekst is Tom de Ket, en zijn hand is herkenbaar in de passages over de absurditeit van regelgeving in Nederland. Geleijnse formuleert haar angsten herkenbaar en boeiend. Haar intenties zijn hoog gegrepen: analyseren wat angst is en wat angst met je doet. In haar speelstijl is het soms behoorlijk heftig en dicht op de toeschouwer, maar dat past bij het onderwerp. En ja, de Durgerdammerdijk lijkt daar zo veilig en fraai te liggen langs het Markermeer, maar kennelijk is dat niet de waarheid. Ook dat is een interessant gegeven. Hiermee is Rampscenario een voorstelling die tot nieuwe inzichten aanspoort; misschien zou het frontale spel iets minder direct kunnen, maar dat is een persoonlijke smaak.

Foto: Hugo Schuitemaker