De schrijver, desgevraagd: ‘Ik hoop dat het publiek heeft genoten van mooie beelden, woorden en zelfs een beetje humor. Het is ook feelgood theater.’ Daarmee is de onderneming Queens (Dood Paard) door auteur Rob de Graaf vrij adequaat samengevat. 

Een stuk over Queen Maria Stuart en Queen Elisabeth I voor twee vrouwen bestond er al: Maria Stuart van Dacia Maraini (1936), in Nederland gespeeld in 1982. De beide dames zijn daarin elkaars aangeefsters, ze werken toe naar de grote confrontatie, die er in de historische werkelijkheid overigens nooit was (de Queens hebben elkaar nooit ontmoet). Daarna gaan ze weer monologiserend en in dialoog met ondergeschikten richting de uitgang, het tragisch einde van Maria. Mooi stuk trouwens. En dat geldt ook voor Queens van Rob de Graaf. In dertien scènes ruziën de beide hooggeplaatsten over hun lot. De ene Queen, Maria Stuart, gespeeld door Manja Topper, is hier een impulsieve, katholieke adhd-heks, achtervolgd door een klein spookkasteel vol rancune-furiën, een mens om de zenuwen van te krijgen. De andere Queen, Elisabeth, wordt hier gespeeld door Joachim Robbrecht (of, om Judy Dench in de film Shakespeare in Love te citeren: ‘Ik weet wat het is, vrouw te zijn in een mannenberoep’). Deze Hij/Zij speelt, met haar op tanden en borst, de nuchtere, ten diepste macchiavellistische machtspolitica.

De derde vrouw is Sileas (prachtrol van Janneke Remmers), het eenpersoonskoor. Ze maant Maria tot kalmte, vat Elisabeths drijfveren kernachtig samen, en vertolkt in haar rouwende eentje (ze draagt zelfs een eenpersoons-rouwgordijntje) het gewone volk dat toekijkt en er het hare van denkt: ‘Voor mensen zoals ons is het belangrijk hoe het weer is en hoe de oogst verloopt, we houden ons niet bezig met jullie oorlogen.’ Het decor is een enorm achterdoek, een idyllisch tafereel van badende meisjes en jachthonden op de voorgrond en dravende paarden ergens achter. Ach ja, blote meisjes, Maria en Elisabeth schreven elkaar al heel jong brieven, ze waren per slot nichtjes. In het achterdoek bewegen de wolken boven in beeld en gespiegeld in de vijver. Verder staan in de verte vijf moderne windmolens te draaien als een tierelier, het zwerk wordt doorkruist door een vliegtuig. Ach ja, je kunt de actualiteit ook afdwingen met een vette knipoog in de vormgeving. En waarom moet het allemaal ‘van nu’ zijn? Toch?! Ruziezoekende boven-ons-geplaatsten is per slot van rekening van alle tijden. Of niet dan?

De Queens dragen kostuums van Bas Kosters. Dat schijnt het nieuws van de voorstelling te zijn. Tja, ik heb er niet voor doorgeleerd, maar die zogenaamd spectaculaire creaties zien er uit alsof Willem-A en Maxima per ongeluk de vliegers van hun dochters hebben aangetrokken voor een staatsbanket. Bespikkelde stoffen met ‘whore’ erop. Dood Paard vond de vondst zo leuk dat ze er reuzenbadges van hebben laten maken. Wat ik zie, is dat die zwabberende krengen van pauwenkragen van Bas Kosters, ieder potje lekker toneelspelen alleen maar hopeloos in de weg zitten. Wat ik hoor is fantasieloos opzeg- en krijstoneel uit de tijd dat de kalveren nog op het ijs dansten. Ik begon er al snel ongemakkelijk en vooral ongeduldig van op mijn stoel heen en weer te schuiven. Om standupper Hans Sibbel te citeren: Wanneer begint het schieten?

Dat begon dus almaar niet. Vooral omdat Manja Topper noodgedwongen ergens halverwege blijft steken, want er is geen tegenspel. Want Joachim Robbrecht staat een partij te stuntelen. Waardoor ik steeds die oude, belegen en verdrongen gedachte naar boven voelde wellen: joh, als je niet kan toneelspelen, begin er dan niet aan, en val ons er tenminste niet mee lastig. Naarmate Janneke Remmers gewoon haar tekst aflevert, begint de aanstelleritis van die andere twee me meer en meer op de zenuwen te werken. Ik vind het al met al een droevige onderneming. Tekst (her)lezen. Voorstelling snel vergeten. Klaar!

[Sterren toegekend door de redactie.]

Foto: Sanne Peper