Sommige performances stellen ons geduld op de proef. Première van Maria Hassabi is er zo een. Vijf performers worden tentoongesteld in een tableau vivant. In tachtig minuten zien we hoe ze zich verplaatsen met minimale bewegingen.

De voorstelling is uitverkocht en dat is goed nieuws voor het Veemtheater, dat een nieuw engagement is aangegaan met de museale wereld. Performing art in de musea lijkt hoe dan ook een herleefde trend. Waar theaters worstelen met hun publiek staan drommen toeristen voor de deuren van musea. Dat is enerzijds te danken aan goede tentoonstellingen, maar ook aan het toenemende aantal toeristen dat de grote steden bezoekt. Buiten dat weten de musea hun programma ook flink te pimpen; onlangs organiseerde de National Gallery in Australië een nacht voor nudisten, ze mochten het museum bezoeken in hun ‘nakie’. Tja, dat is ook een manier om publiek te werven. Het evenement – de ervaring – staat voorop, het bepaalt het stadsbeleid en dus ook het museumbeleid.

Van die internationale trent profiteert de Cypriotische, in New York wonende choreograaf Maria Hassabi zonder twijfel, al heeft haar kunst allesbehalve een commerciële inslag. Vele performances toonde Hassabi al in diverse internationale musea, dikwijls in haar eentje. Volgende week doet ze dat ook; in het Stedelijk Museum in Amsterdam is haar performance Plastic te zien en stelt ze haar lichaam tentoon op verschillende plekken in het museumgebouw. De danser als uitvoerder en object, het is het thema dat in al Hassabi’s performances centraal staat. En dus ook in Première, een voorstelling voor de theaterzaal uitgevoerd door vijf internationale performers, onder wie Hassabi zelf en de in Amsterdam wonende dramaturg Robert Steijn, die de oudere generatie vertegenwoordigt in het palet van dansers.

Op het podium staan (of liggen) vijf performers in een overwogen pose. Heel langzaam komt dat tableau na een poosje in beweging. De vijf zijn gekleed in broek en blouse en wie goed kijkt ziet de subtiele verdubbeling van machetten en kragen. Hier en daar is ook een broek of blousezak verschoven naar een andere, minder voor de hand liggende plek van het kostuum. Het werk van Hassabi gaat over subtiliteiten. Gelukkig maar, met de zojuist beschreven evenementendrang heeft het weinig van doen. Sterker nog, het gaat er lijnrecht tegenin en dat is de kracht van Hassabi. Aan weerszijde van de ruimte, van bodem tot grit, hangen tientallen lampen. Niet alleen de performers in Premiere stellen zich tentoon, ook de rangschikking van de lampen refereert aan een expositie en daarmee is de voorstelling consequent.

Niet dat Premiere een makkelijke voorstelling is. Tachtig minuten kijken naar een tableau dat langzaam, voetje voor voetje, verschuift en qua focus geleidelijk transformeert, kan ook een zware beproeving zijn. Wie zich overgeeft heeft een zeer meditatieve avond, want het concept geeft het publiek de mogelijkheid van elke beweging getuige te zijn. Een verschuivende hand, een been dat wegglijdt, een blik in de ogen; men krijgt oog voor elk detail. Elke move is overwogen en heeft iets te vertellen, maar geen enkele beweging binnen het tableau is symmetrisch. Enkel die afgebakende ruimte en de gang van lampen heeft symmetrie. Intussen wordt de dramaturgie gemarkeerd door een bij tijd en wijle kort opdoemend geluid, dat iets weg heeft van een luid smeulende lamp. Ook het volume van de lampen bepaalt het ritme van de voorstelling zo nu en dan.

Hoe helder en aangenaam subtiel Premiere ook is, toch komt het werk van Hassabi beter tot zijn recht in de museale context, waar het publiek zich vrijer kan bewegen en niet vast zit aan een tijdsbepaling. Het lijkt daar beter op zijn plek als het gaat om zeggingskracht. Wie zin had in dit conceptuele theaterkorset had vast een goede avond. Maar tachtig minuten kijken tegen de zin in kan ook moordend zijn. Met Premiere stelt Hassabi haar publiek behoorlijk op de proef.