Bij de première van Powervrouwen zit de zaal nagenoeg geheel gevuld met de doelgroep: vrouwen. En de doelgroep wordt goed bediend. De titel Powervrouwen doet vermoeden dat de zes vrouwen op het podium iets verder gaan dan een Libelle Zomerweek. Dat gebeurt ook wel, maar echt scherp of bijtend wordt het niet. En ook niet gevaarlijk of zelfs maar ongemakkelijk voor de enkele man in de zaal.

De voorstelling lijkt voor Lieneke le Roux te zijn uitgevonden. Haar geëxalteerde uithalen (lachen, huilen, boos zijn), haar breed gespeelde verontwaardigingen en de tragiek die soms na, voor of tijdens haar schaterlach te zien is, maar die ze telkens weer met nieuwe moed probeert weg te duwen, maken haar de lieveling van het publiek. Dat ze met een mitella blijft doorspelen nadat ze haar elleboog heeft geblesseerd tijdens een try-out pleit voor haar en maakt duidelijk met hoeveel plezier en enthousiasme ze meedoet.

Meer ingetogen is het optreden door Mylène d’Anjou, die alleen al door haar manier van schuin de zaal inkijken kan laten blijken wat ze ergens van vindt en die af en toe met haar understatements en relativerende opmerkingen een gelaagdheid toevoegt aan de voorstelling die het verder van uitgespeelde eenduidigheid en glasheldere tegenstellingen moet hebben. Het meeste vuurwerk komt van de kant van multitalent Cystine Carreon, die van het hele stel het minste bitchvrees heeft.

De andere drie speelsters weten zich veel minder te onderscheiden en blijven te lang onderling uitwisselbaar. In het ensemble is dat niet erg, maar hun individuele optredens moeten vaak met de mantel der liefde van de zusterlijke solidariteit toegedekt worden.

Er zijn een paar leuke nummers. En dat zijn vaak de nummers waarop de zes samen in een strakke choreografie optrekken. Het liedje Max van Paole Conte waarop de dames op hun laatste benen een sleazy dansnummer ten beste geven (chip chip, doewie doewie chip) waarop hun uitgetrokken smoelwerken boekdelen spreken. Indrukwekkend is ook de vertaling van  Everybody hurts van REM, al wordt de tekst ‘Everybody hurts‘ wat zwak vertaald met ‘Ieder draagt zijn kruis’ (lijdzaamheid!). Aangesproken worden door zes vrouwen die gelijktijdig dezelfde bewegingen maken met hun gezicht naar de zaal en hun blik naar iedereen persoonlijk in de zaal geeft rillingen. Jammer dat aan die zeggingskracht afbreuk wordt gedaan door ze één voor één iets van henzelf te laten doen. IJzersterk is het slotnummer ‘Who run the World? Girls!’. Met een strak afgemeten ritme en een geluid waarbij de volumeknop iets verder is gedraaid dan wat de buren misschien aanvaardbaar vinden.

Maar er zijn er ook mindere momenten. Zoals de persoonlijke ontboezemingen die tussendoor verteld worden. Wellicht echt meegemaakt en recht vanuit het hart, maar in het theater werkt dat veel minder dan in een praatgroep. En er zijn sketches die veelbelovend beginnen maar een pointe missen. Het had allemaal wel wat meer kunnen spetteren en uit de bocht mogen vliegen. Er had wat minder zalvend, begrijpend, aardig en bemoedigend opgetreden kunnen worden. Er had wat meer, veel zelfs, geschrapt kunnen worden.

De voorstelling Powervrouwen is zoiets als een kanjerweekend voor kinderen die gepest worden. Een hart onder de riem, een lief schouderklopje en af en toe de aansporing ‘yes, you can!’. De voorstelling is als een lauw bad: niet te koud, niet te heet, nooit te heftig, nergens te cru. Aan de empowerment van een ijskoude douche wordt voorbijgegaan.

Foto: Raymond van Olphen