Elk jaar vraagt Julidans een choreograaf uit het programma om jonge talenten voor te dragen. Maguy Marin, die het festival opende met haar op Beckett geïnspireerde klassieker May B, koos voor Florence Girardon en Pierre Pontvianne. De twee dansten in haar voorstelling, maar maken ook al een flink aantal jaren eigen choreografieën. Jong zijn ze dus niet. Wat de geëngageerde Marin aan hun werk bewondert werd deze avond evenmin duidelijk.

Florence Girardon volgde klassieke en moderne lessen, onder andere in de studio van Merce Cunningham, en danste bij verschillende groepen. Tien jaar geleden richtte ze haar eigen gezelschap op in Frankrijk. Literatuur, architectuur en de wereld om haar heen vormen de inspiratiebronnen voor haar werk. En last but not least: muziek.

Pour Lohengrin is het eerste deel van een trilogie waarin Girardon composities die ze al lang met zich meedraagt en telkens weer herbeluistert als startpunt neemt. Doel in dit geval is met haar dans Wagners muziek los te weken van het verhaal over de zwaanridder, Elsa, de Koning van de Heilige Graal en de graaf.

Dat lukt. Ze komt oplopen, opent haar handpalmen en dan gaan haar armen als vanzelf bewegen. Het toneelbeeld is leeg en wit, het kostuum alledaags, de sfeer zonder pretentie. Girardon neemt ons mee in haar eigen wereld: ze kijkt nieuwsgierig om zich heen, hopt door de ruimte en opent voor ons een weids en weldadig landschap.

Een geweldig danser is ze niet, maar haar solo is kort, persoonlijk en integer. Jammer dat ze precies op het moment dat de muziek stevig wordt plotsklaps een tekst ventileert waarvan we geen woord kunnen volgen. Een hoge toon klinkt aan het eind, ze zit op de grond: haar ene been beweegt langaam over het andere en dat was het. Heel eenvoudig, maar toch ook een beetje bijzonder.

Pierre Pontvianne gooit het in Souffle over een andere boeg. Zijn soundscape bestaat uit ultrakorte brokjes tekst, de ruimte is halfduister. Idee: hij zit met zijn hoofd veel in het verleden (hij danste onder andere bij het Nederlands Dans Theater) en wil een oude man en een vrouw uit zijn verleden terughalen om daarna helemaal in het heden te kunnen leven.

Wat we te zien krijgen is een afbeelding van hemzelf op de muur: hij kijkt naar zijn eigen actie op de dansvloer. Daarop beweegt Pontvianne met veel bravoure, elk beweging is gearticuleerd en energiek. ‘Het lichaam zoekt zijn weg, als een wapen,’ meldt de dansmaker in de flyer.

Ondertussen verandert het licht van kleur (de ruimte wordt helgeel), van plaats (een spot eerst links dan rechts) en gaat het herhaaldelijk helemaal uit. Even gaat Pontvianne in zijn abstracte en discontinue choreografie het theatrale pad op, als hij zichzelf voorziet van een grijze baard. Helaas zijn danstechnische virtuositeit en ijdelheid het enige wat je als toeschouwer van zijn veel te lange solo meekrijgt.

Aan het eind twijfelt hij of hij terug zal komen voor een tweede sliertje applaus, het klappen lijkt al weggeëbd. Onzeker steekt hij zijn hoofd om de hoek, het publiek kijkt hij vragend aan. Het is de eerste keer dat hij als mens overkomt, in plaats van als goedgetraind en driftig danser. Het is de eerste keer dat hij ons ziet en met ons communiceert. Krijgen we op de valreep toch nog een toefje theater.