Het is makkelijk je te laten inpakken door het lieflijke uiterlijk van Beatrix Potters tekeningen. Precies vijfentwintig jaar geleden liet Rieks Swarte, geflankeerd door Ferdi Janssen, Servaes Nelissen en Hans Thissen, in wat wel de eerste speelgoedvoorstelling ooit wordt genoemd, een heel andere kant van Potters werk zien. Misschien wel de ware aard ervan. De schattige diertjes met popperige kleertjes werden in hun handen beesten vol snode plannen en destructief kattenkwaad. De voorstelling werd een immens succes en wordt nu, in het 150e geboortejaar van Potter, hernomen.

‘Dan is het nu begonnen’, verklaart Rieks Swarte wanneer het eerste van in totaal vijf Potter-verhalen wordt ingezet. In feite zijn we dan al begonnen. In het werk van Rieks Swarte mag het maakproces zichtbaar zijn, zoals dat bijvoorbeeld ook bij Hotel Modern het geval is. Het gekke is dat dat geen afstand creëert, maar ons juist meevoert. Zoals het ook makkelijker kan zijn te geloven in de houterige stop-motion van Ray Harryhausen dan in bijna perfecte digitale effecten. Omdat onze verbeelding wordt aangesproken en die is, in elk geval als we in het theater zitten, krachtiger dan realiteit.

De uitbeelding van het eerste verhaal, De kleermaker van Gloucester, zet wat dat betreft op het verkeerde been. Dat segment ligt qua toon en uitvoering het dichtst bij tekenfilms. Servaes Nelissen speelt de kleermaker, uitgedost met een haarstukje, zijn zinnen sterk aanzettend. Maar de eerste scheurtjes lopen al door de illusie heen. Hij gooit zelf de sneeuw in de lucht waar hij bibberend doorheen loopt en als hij in zijn fauteuil zit, valt het beschilderde paneel om en verraadt hij dat hij eigenlijk op een doodgewone keukenstoel zit.

Steeds meer raakt de verbeelding – en daarmee de voorstelling – op stoom. Beweging, perspectief; alles wordt gesuggereerd met simpele en daardoor uiterst effectieve middelen. Een paar beschilderde panelen en drie in grootte variërende speelgoedkonijnen, en zie daar: Peter Konijn komt vanuit de verte door het veld naar ons toe hoppen. De poppenspelende acteurs zijn ondertussen vrijwel constant zichtbaar. Letterlijk en figuurlijk. Ze kibbelen geestig en dwars tussen de scènes door, met een even beheerste als perfecte timing.

Tijdens de voorstelling fungeert Rieks Swarte zo nu en dan als een soort spreekstalmeester die steeds minder controle heeft over zijn circus. Wie hem observeert als hij even niet speelt, ziet hem zichtbaar genieten van de hilarische slapstick-chaos waar dat in ontaardt. Het is misschien wel de sleutel tot het succes van de voorstelling, waarin elk van de vier spelers zijn eigen vindingrijkheid kwijt kan en dat aangrijpt met een enthousiasme dat je doet vergeten dat waar we naar kijken al een kwart eeuw geleden bedacht is. Verbeeldingskracht kent geen houdbaarheidsdatum.

Foto: Sanne Peper