Met de voorstelling Polleke bewijst het Nationale Toneel niet kinderachtig om te gaan met zijn jeugdafdeling NTjong. Die pakt uit met tweeënhalf uur lang topacteren door een ijzersterke cast en met enorme decors op een groot toneel.

Het verhaal is gebaseerd op de Polleke-serie van Guus Kuijer. Gedurende de hele voorstelling staat Polleke in het centrum van haar universum en maken we kennis met haar verslaafde vader Spiek, haar moeder die het met haar meester van school aanlegt (voor elk kind een gruwel), met haar Marokkaanse vriendje Mimoen met wie ze een knipperlichtaffaire heeft en met haar vriendinnen Caro en Consuelo. En dan zijn er nog opa en oma die op een boerderij leven.

In wisselende samenstellingen en onder steeds veranderende gesternten komen zij in een hoop tempo op en af. De enige die altijd op toneel staat is Polleke zelf. Vriendschappen en ruzies, loyaliteiten en afkeuringen, ze wisselen elkaar snel af.

Het klinkt wat schematisch, maar in de voorstelling wordt het allemaal erg leuk, goed getimed, speels en inventief gedaan. Het sociale mozaïek rondom Polleke is breed en veelkleurig. En verweven in al die interacties spelen maatschappelijke kwesties een net niet te nadrukkelijke rol.

De verrukkelijkheid van de voorstelling komt door de regie van Noël Fischer en de dramaturgie van Martine Manten. Ze komt ook niet in de laatste plaats door de rol van Sallie Harmsen als Polleke: door haar dictie, uitstraling en innemendheid. Haar stroom van gedachten, worstelingen en twijfels laat zich gemakkelijk aflezen aan haar vertelsels, gesprekken, doen en laten en dat wordt ook na tweeënhalf uur nooit vervelend. Het enige moment waarop ze heel even niet te zien is – ze kleedt zich om voor het huwelijk van haar moeder – mis je haar zelfs.

Die moeder, prachtig gespeeld door Mirjam Stolwijk, kiest uiteindelijk voor de betrouwbare Wouter en niet voor de onmogelijke vader van Polleke, Spiek, die verslaafd is aan drugs. De rol van de vader door Justus van Dillen wordt nergens te duivels, slecht of wanhopig. Vader Spiek vraagt telkens om geld en belooft steeds gedichten te schrijven. De loyaliteit van Polleke voor haar vader gaat zover dat zij op het einde de enige is die haar vader nog gelooft.

Wie niet meer in hem geloven zijn haar grootouders. Is het decor doorgaans een stedelijke omgeving van louter flatgebouwen, opa en oma wonen in een boerderij op het weidse, groene platteland. Dat platteland brengt gelukkig af en toe rust na de stedelijke constellaties.

De opeenstapeling van het talloze onderling aantrekken en afstoten wordt aan het einde wat overzichtelijker wanneer Polleke op het grootste mysterie van het leven stuit: haar opa gaat dood. Hoewel, een mysterie lijkt het voor haar niet te zijn. In weerwil van een kleine protestantse opleving van haar opa (een mariabeeld als cadeau van haar oma), haar vader die intussen terug uit Nepal hindoeïstisch lijkt geworden en haar Mexicaanse vriendin Consuelo die er pre-Colombiaanse indianengebruiken op nahoudt, betekent dood voor Polleke ook echt dood. Ze denkt nergens in te geloven, totdat ze inziet van anderen te kunnen houden en dat anderen ook van haar kunnen houden. Zo is er toch nog iets van liefde in haar universum, waarin iedereen als een planeet om Polleke heen draait.

Foto: Martijn Beekman