Moeders. Wie Arnon Grunberg dagelijks volgt via zijn cri-de-coeur op pagina één van de Volkskrant, die komt zijn joodse moeder daar regelmatig tegen. Toneelspeler Sabri Saad El Hamus ontvluchtte zijn Egyptische moeder in 1976 en zag haar pas na tien jaar weer terug. Nu komen ze samen in een voorstelling die ook hun gezamenlijk idee is, in Pax Mama. Hoewel … samenkomen? Laten we zeggen dat de moeders gezellig komen spoken. Hoewel … gezellig …

Als we binnenkomen zit ze er al, van ons uit gezien rechts voor. De moeder is klein. Gekrompen. De speelvloer is bezaaid met tapijten, versleten, soms omgekeerd neergelegd. Op een wandje wordt een film geprojecteerd – een marktstraat in het Midden-Oosten, druk, vol, gemoedelijk. Dan volgt, á la Die Hard 2, een explosie. En we zijn vertrokken.

Pawel (Tomer Pawlicki), een Poolse toerist, informeert in een moskee bij Hassan (Sabri Saad El Hamus) naar particulier optredende buikdanseressen. Hassan neemt hem mee naar zijn moeder en haar poes annex buurvrouw (?) annex zuster (?) en misschien de nieuwe moeder (Sam Ghilane). Zo start Arnon Grunbergs eerste gooi van de avond naar iets wat een toneelstuk moet gaan worden.

Hij trapt af met een absurde, zo u wilt surrealistische sitcom over de afwezige moeder, qua stijl een geestige kruising tussen de Poolse satiricus Mrozek en de Franse absurdist Ionesco. De verwarringen duikelen prettig gestoord over elkaar heen: is moeder een pop? Is de buurvrouw een poes? Is een stroomstoring in Egypte een revolutionaire of een contrarevolutionaire daad? Grunberg schrijft komische, soms geheimzinnige, een enkele keer scabreuze dialogen, je blijft luisteren. De tijden binnen het etmaal dat de handeling duurt en de locaties (moskee, woonkamer van moeder, een verhoorruimte) worden via projecties op een wandje in het Nederlands en het Arabisch aangegeven.

In de badkamerscène, de derde van de in totaal elf (iedereen is hier naakt, ook moeder moet eraan geloven want ze moet een plas) komt er dreiging in het drama. De moeder van Hassan blijkt zijn zwakke plek, Pawel zoekt die zwakke plek, hij doet iets wat op martelen lijkt. In de vierde scène begint Grunberg zijn tweede ontwerp voor het toneelstuk uit te serveren: laten we het voorlopig een variant op een aflevering van de Amerikaanse televisieserie Homeland noemen, iets thrillerachtigs in de internationale (contra)spionage.

Pawel maakt zich bekend als handler, kruising tussen de personages Saul Berenson uit Homeland en George Smiley uit de John le Carré-boeken. De sfeer wordt grimmiger. Grunberg begint langzaam maar zeker te psychologiseren en te filosoferen, en er wordt een nieuw (sub)plot ontrold: Hassan blijkt te hebben gewerkt voor de Joden en ‘ze’ hebben hem nog voor één klus hard nodig. De kern van het drama zit misschien in deze dialoog tussen Pawel en de Poes/Jonge Vrouw/Nieuwe Moeder, uit de zevende scène:

Jonge Vrouw: Ben je bang / voor moeder?

Pawel: Angst / kan ik me niet permitteren / angst / is een luxe / angst / is een vakantie / van de realiteit.

Jonge Vrouw: Alle oorlogen / zijn oorlogen / tegen moeders / en vrouwen / die nog moeder / moeten worden.

Ik weet na een aantal toneelstukken van zijn hand nog altijd niet wat ik precies van de toneelschrijver in Arnon Grunberg ga vinden. In het script hanteert hij een korte-zinnetjes-staccato-stijl die in een bepaalde traditie (Bernhard, Rijnders) past, maar die hier een tikje poseurderig aan doet. Als toneelverteller jongleert en gokt hij thematisch, stilistisch en qua sfeer wat snoeverig op een heleboel podiums en paarden tegelijk. Maar ja, hij toont daarin wel lef en ook een aanstekelijk en satanisch plezier kun je hem niet ontzeggen.

De kansrijke hoeken en gaten in het materiaal heeft regisseur Gerardjan Rijnders – net als bij Grunbergs vorige toneelprobeersels trouwens – optimaal uitgewoond en met meesterhand uitgebeend, gefileerd en smakelijk opgediend. Waarbij hij de beschikking heeft over wat je ‘lekker’ speelmateriaal kunt noemen, anders gezegd: tamelijk heerlijke toneelspelers.

Mooi knokig en hoekig is Pawlicki, mooi zwoel en sober ingekleurd is Ghilane – die van de slotmonoloog trouwens iets erg moois maakt. Sabri Saad El Hamus houdt het hele circus als een Noordafrikaanse speleman bij elkaar. Zijn pret, zijn ogen, die dans in de zevende scène als de goden eventjes langskomen, het aandoenlijke gefrummel en gemummel met de moeder, de Egyptische stem uit de emmer. En niet te vergeten die gelaatsuitdrukking wanneer naar des moeders herinneringen omtrent de heer A. Hitler wordt geïnformeerd! Het is allemaal onverslaanbaar goed en raak. Samen klaren de drie toneelspelers een toneelklus waarvan je je na afloop geamuseerd afvraagt: waar heb ik in Jezusnaam nu weer naar zitten kijken? Maar je zit er nog wel. En je blijft kijken. En dat is in dit verband nadrukkelijk als compliment bedoeld.

En die kleine, gekrompen moeder, bij aanvang voorin rechts, de hele avond overal opduikend, die is gemaakt door Ulrike Quade – ere wie ere toekomt. En ze is in één woord onvergetelijk.

Foto: Leo van Velzen

[Sterren toegekend door de redactie.]