Vrijdag ging festival CaDance van start met, na enige openingswoorden van betrokken wethouder Wijsmuller en aanverwante ‘officials’, Paradise lost van Samir Calixto. Paradise lost dus, naar het epische gedicht van John Milton over de zondeval.

Het dichtwerk diende choreografen al vaker tot inspiratie, onder wie Roland Petit, die er in de jaren zestig een poppy creatie van maakte met Rudolf Nureyev en Margot Fonteyn in de rollen van Adam en Eva.

Nu nam Calixto het werk ter hand en schiep een dansdrama voor drie, met naast Adam en Eva (Quentin Roger en Ewa Sikorska) de choreograaf zelf als Lucifer. In ruim een uur zijn we getuige van de verschillende stadia die de mensenkinderen doormaken voor ze, verleid door de gevallen engel, eten van de boom van kennis van goed en kwaad en uit het paradijs worden verjaagd.

Het goede nieuws is dat die ontwikkeling vrij aardig is te volgen; Calixto hanteert een gestileerd-narratieve stijl. Lucifers kwaadaardige energie is herkenbaar, de lust, het geweld, de angst, het lijden en de schaamte van het paradijselijke paar ook. Een hooggeplaatste spot zou ook wel eens het alziende oog van God kunnen zijn. Waarom tegen het einde enige teksten geuit moeten worden (waarbij natuurlijk de hemelse Vader wordt aangeroepen) is dan ook onduidelijk, in elk geval overbodig.

Paradise lost heeft een stemmige muziekcollage, deels originele muziek van Kate Moore, deels bestaande muziek van Alexander Knaifel, en ziet er bovendien mooi uit, met een zorgvuldig lichtontwerp – van een enkele gerichte spot tot een geheel belichte vloer – van Pavla Beranová, die samen met Calixto voor het toneelbeeld tekende. Een transparant, glimmend plastic achterdoek creëert fraaie lichtreflecties en biedt Lucifer de mogelijkheid zich als loerende schim op de achtergrond op te houden.

Genoeg om van te genieten dus. Maar voor wie het dansaanbod een beetje kent, veroorzaakt Paradise lost het vreemde gevoel dat je niet bij een stuk van de Braziliaan Samir Calixto zit, maar bij de Italiaan Emio Greco. Met name het begin doet zelfs erg aan een specifiek werk denken: Rosso, waarin Greco ook langzaam ‘ontwaakt’.

Het hele Greco-idioom is in Paradise lost aanwezig, met de enorm grote, diep doorbuigende vierde posities, de golvende torso’s, de woest maaiende armen, de handjes die telkens terugkeren naar een basispositie voor de liezen, het floor fucking, de klassieke couru’tjes, de crucifixhoudingen (hoewel die hier enigszins uit de materie voortvloeien), noem maar op. Maar dan wel zonder de energetische, uit de tenen komende lading die Greco’s werk kenmerkt en daardoor, helaas, een stuk minder spannend. Verhalender, maar toch meer vorm. Ook de belichting, de kostumering (mooie tattoo’s, dat wel) et cetera; het is krek Greco. Een soort Emio Soft.

Op zichzelf is er niets tegen om inspiratie uit andermans stijl te putten – Calixto wilde graag bij Greco dansen en heeft ooit een weekje meegedraaid bij Emio Greco | PC – en op een andere manier in te zetten. Maar dan toch graag wel met meer eigenheid. En minder zelfoverschatting, want Paradise lost duurde ruimschoots te lang.

Foto: Joris-Jan Bos